Schrijf elke zin van de Redemittel op een apart kaartje. Schrijf op de voorkant de Nederlandse zin en op de achterkant de Duitse vertaling met reactie.
Lees de Nederlandse zin door en schrijf (of zeg) de Duitse vertaling met reactie.
Draai het kaartje om en controleer wat je geschreven / gezegd hebt. Ga zo door totdat je alle zinnen goed kent.
Zijn de zinnen te lang of te moeilijk? Splits ze dan in twee delen. Voorbeeld: ‘Guten Tag, wie heißt du?’ splits je in ‘Guten Tag’ en ‘Wie heißt du?’.
Je kunt er ook voor kiezen om niet met kaartjes te werken maar de zinnen in een digitaal overhoorprogramma in te voeren.
Slide 16 - Tekstslide
Machen:
Schreib die Redemittel auf Karten
oder (= of)
vorbereiten Schritt 4:
Aufgabe 8
Slide 17 - Tekstslide
Wat heb je in deze les geleerd?
Slide 18 - Open vraag
Wat ging er goed en wat kan de volgende keer beter?