Opfris jaar 2&Sprechen Teil 1 Lehrjahr 2

                 WILKOMMEN 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

                 WILKOMMEN 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 8 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke voornaamwoorden
ich - du - er - sie - es - wir - ihr - Sie - sie 

sie: kan twee dingen betekenen?????

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Jij) kommst aus Hoofddorp.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(Jullie) habt Deutschunterricht.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(U) sind meine Deutschlehrerin.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
Tekst
habe 
hast 
hat
haben
habt
haben

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
Tekst
werde 
wirst 
wird
werden
werdet
werden

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

(mijn) Vater
(jouw) Mutter
(ons) Haus
(mijn) Schwester
(jouw) Freund
(onze) Familie
mein
meine
dein
deine
unser
unsere

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wer?
Wo?
Woher?
Was?
Welche?
Wie?
Wie?
Waar?
Wat?
Welke?
Waar
vandaan?
Hoe?

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

__________ wohnst du?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___________ ist deine Adresse?
A
Wo
B
Wann
C
Wie
D
Was

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___________ sind deine Hobbys?
A
Was
B
Wer
C
Wo
D
Wann

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

__________ geht es dir?
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

__________ Sprachen sprichst du?
A
Welche
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

getallen en rangtelwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

12

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

rangtelwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

18.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben weer bij!
Helemaal
Een beetje
Nog niet echt
Uuh, welke taal was dit?

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Du bekommst jetzt 13 Themen
1. NAME                                          8. NEBENJOB
2.WOHNEN                                   9. HOBBYS
 3.FREUNDE                                 10. AUSBILDUNG
4.PRAKTIKUM                             11. FILM/MUSIK
5.BERUF                                        12. ZUKUNFTSPLÄNE
6.FAMILIE                                       13. WOCHENENDE
7.REISEN
8.NEBENJOB 
9.HOBBYS 
7.REISEN 

















Slide 27 - Tekstslide

vergelijking met Engels?

Übersetze das Wort "Ausbildung"

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Wochenende"

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Zukunftspläne"

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Nebenjob"

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Praktikum machen"

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Beruf"

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze das Wort "Eltern"

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat zo meteen vragen in het Duits typen voor volgende onderwerpen (maak W-Fragen):
1. NAME                                          7. NEBENJOB                     13.HOBBYS                     
2.WOHNEN                                   8.  REISEN                                     
3.FREUNDE                                 9. AUSBILDUNG
4.PRAKTIKUM                             10. FILM/MUSIK
5.BERUF                                        11. ZUKUNFTSPLÄNE
6.FAMILIE                                      12. WOCHENENDE

 
B.v.: Beruf- Wo arbeiten deine Eltern? of  Welchen Beruf haben deine Eltern?

















Slide 35 - Tekstslide

vergelijking met Engels?

Name

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ausbildung

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Familie

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Reisen

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wochenende

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Freunde

Slide 41 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Nebenjob

Slide 42 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Film/Musik

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Praktikum

Slide 44 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Beruf

Slide 45 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hast du einen Nebenjob?
Antwoord in een hele zin

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je stelt jezelf voor; hoe zeg je dan uit welk land je komt?
(maak een hele zin)

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies