1) Ik kan praten over mijn zomervakantieSchrijf aan de hand van de zinnen uit hoofdstuk 2 een stukje over je zomervakantie.
Antwoord op alle vragen uit de vorige dia, geen minimaal woordgebruik.
Hulp: zie ook de hulpzinnen achterin je boek (vanaf p. 177)!
Klaar: verder met schrijfopdracht 1, 2 et 3