4VMB les mondeling + oefenen homoniemen + als/dan

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • 10 minuten lezen (voorbereiden SE5)
  • Woord van de week
  • Huiswerkcheck: voorbereiden SE5 (boek herlezen)
  • Oefenen voor mondeling
  • Theorie  als/dan vergelijking
  • Quizje
  • Oefenen Wikiwijs als/dan
  • Klaar?: voorbereiden op SE5 mondeling --> boeken (her)lezen
  • Nieuw huiswerk: voorbereiden op SE5 mondeling --> boeken (her)lezen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

de tekststructuur
manier waarop een tekst is opgebouwd

Slide 3 - Tekstslide

homoniemen
homo = hetzelfde

dezelfde woorden met een andere betekenis

bank

Slide 4 - Tekstslide

als/dan-vergelijking
ongelijk = Hij is groter dan zijn broer

gelijk = Hij is zo slim als een vos.

Slide 5 - Tekstslide

Hij vergeet tegenwoordig vaker dingen als/dan vroeger.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Karin wast even vaak af als/dan haar man.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

De kinderen wassen minder vaak af als/dan de ouders.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quizvraag

Deze toets vond ik moeilijker als/dan die vorige.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quizvraag

Voor verpleegkunde heb ik een hoger cijfer als/dan voor anatomie.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quizvraag

Nienke heeft andere vrienden als/dan zij.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

Het glas van Hannah is voller als/dan dat van Aafke.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag

Hebben wij nu langer vakantie als/dan het jaar hiervoor?
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Nee, de vakantie is net zo lang als/dan vorig jaar.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Harry loopt net zo hard als/dan jij.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quizvraag