H4 paragraaf 2 Duitsland versie 2

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke stelling(en) over Berlijn is/zijn juist?
A
Vooral mensen uit West-Berlijn probeerde te vluchten uit het oosten
B
Door sub-urbanisatie groeide Berlijn qua inwoners
C
Pas na de val van de muur ontstond daar cityvorming
D
Door gentrificatie werden veel wijken opgeknapt en te duur voor de lager opgeleiden

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer viel de Berlijnse Muur?
A
1999
B
1989
C
1969
D
1979

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer werd de Berlijnse Muur gebouwd?
A
1971
B
1961
C
1951
D
1981

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Waar wordt hightech industrie vaak toegepast?
A
In de textielindustrie.
B
In de landbouwsector.
C
In de medische sector.
D
In de energie sector.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is hightech industrie?
A
Een industrie die zich bezighoudt met de productie van meubels.
B
Een industrie die zich bezighoudt met de productie van kleding.
C
Een industrie die zich bezighoudt met de ontwikkeling van geavanceerde technologieën.
D
Een industrie die zich bezighoudt met de ontwikkeling van biologische producten.

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de onderstaande is geen voorbeeld van agglomeratievoordelen?
A
Efficiënter gebruik van infrastructuur
B
Toenemende werkloosheid
C
Grotere arbeidspool
D
Kennisdeling tussen bedrijven

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn agglomeratievoordelen?
A
Voordelen die ontstaan door een afname van bedrijven en mensen in een gebied.
B
Voordelen die ontstaan door een concentratie van bedrijven en mensen in een gebied.
C
Voordelen die ontstaan door een toename van bedrijven en mensen in een gebied.
D
Voordelen die ontstaan door een spreiding van bedrijven en mensen in een gebied.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het effect van de ongelijke economische ontwikkeling in Duitsland op de regio's?
A
Er is sprake van een braindrain vanuit de minder ontwikkelde regio's naar de meer ontwikkelde regio's.
B
Er ontstaat meer politieke stabiliteit in de regio's.
C
De minder ontwikkelde regio's hebben meer economische groeimogelijkheden.
D
De regio's werken beter samen om economische ontwikkeling te stimuleren.

Slide 16 - Quizvraag

Welke factor speelt geen rol bij de ongelijke economische ontwikkeling in Duitsland?
A
De geografische ligging van de regio's.
B
De historische achtergrond van de regio's.
C
Verschillen in klimaat tussen de regio's.
D
Verschillen in de beschikbaarheid van grondstoffen in de regio's.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden voor de ongelijke economische ontwikkeling in Duitsland?
A
De bevolkingsdichtheid in de regio's is te laag.
B
De regering heeft te weinig geïnvesteerd in de regio's.
C
Er is sprake van politieke instabiliteit in sommige regio's.
D
De verschillen in de industriële structuur van de regio's.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

3

Slide 21 - Video

02:25
Waarom is de industrie hier gesloten?

Slide 22 - Open vraag

06:27
Op welke manieren is hier de oude industrie voor nieuwe economische activiteiten ingezet?

Slide 23 - Open vraag

06:55
Wat is een belangrijke doelstelling in dit gebied?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Hoe rijker een land, hoe meer mensen werken in de
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 31 - Quizvraag

Bij re-urbanisatie trokken veel mensen weer terug naar de stad. Dit waren vooral jonge mensen - zij kregen kinderen. Hierdoor groeit de stad verder
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei

Slide 32 - Quizvraag

Mensen trokken van de stad naar het platteland na de val van de Muur
A
Urbanisatie
B
Re-urbanisatie
C
Sub-urbanisatie

Slide 33 - Quizvraag

Wat is gentrificatie?
A
Het opwaarderen van een woonwijk waardoor rijkere mensen in de wijk komen wonen
B
het verslechteren van een wijk, waardoor er meer kansarmen komen wonen.
C
Het opwaarderen van een wijk buiten de steden.
D
Door suburbanisatie komen er meer rijke mensen wonen in de stad.

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een hightechindustrie?
A
Een plek van waaruit auto onderdelen worden verspreid
B
Een bedrijventerrein
C
Industrie waarvoor hoogstaande technische kennis nodig is
D
Industrie waar alleen maar robots in werken

Slide 35 - Quizvraag

Zware of lichte industrie?
A
Zware
B
Lichte

Slide 36 - Quizvraag

Stelling: Zware industrie verwerkt kolen, lichte industrie verwerkt ijzererts
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag


Deze fabriek hoort bij de
A
lichte industrie
B
zware industrie

Slide 38 - Quizvraag

Lichte industrie
A
Kant en klare eindproducten
B
Producten die nog bewerkt moeten

Slide 39 - Quizvraag

Welk van de onderstaande ondernemingen is geen mno?
A
Shell
B
Nestlé
C
Jan Linders
D
Unilever

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn juiste kenmerken van de huidige Duitse industrie?
A
Hooggeschoold werk, veel robots en machines,
B
Veel auto's, waarvoor weinig mensen en bedrijven nodig zijn
C
Laaggeschoold werk aan de lopende band
D
Vooral chemie en auto's wat geteld wordt tot de lichte industrie

Slide 41 - Quizvraag

Waarom vestigen zich veel bedrijven bij elkaar? Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Snellere leveringen
B
lagere kosten door minder tijdverlies
C
makkelijker om onderzoek te doen
D
kan maar op een plaats in Duitsland, dus alle bedrijven zitten daar.

Slide 42 - Quizvraag

Waarom zijn de Duitse automerken goede voorbeelden van multinationals?

Slide 43 - Open vraag

Was alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?

Slide 44 - Open vraag