2. WWspelling - pvvt

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

Persoonsvorm 

verleden tijd

Persoonsvorm 

verleden tijd

Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?

Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

lezen

fietsen

schijnen

klappen

slaan

reizen

snuiven

spelen

vallen

bedanken

blazen

sturen

Persoonsvorm 

verleden tijd

Spelling van zwakke werkwoorden

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De meeste kiezers stemmen tegen het voorstel.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Het geluid schalt door de ruimte.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Marit vermaakt zich goed tijdens het uitje.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De supporters juichen de spelers toe.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De vinger van Iris bloedt flink.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

We hoeven niet meer te eten.

Welke persoonsvorm (tt) is goed gespeld?

1. Ze beweerdt dat het normaal is.
2. Ze beweert dat het normaal is. Ze beweert dat het normaal is.
3. Ze beweerd dat het normaal is.
4. Ze beweertd dat het normaal is.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Vorige week wachtten we een uur op hem.
2. Vorige week wachten we een uur op hem.
3. Vorig week wacht we een uur op hem.
4. We wachten vorige week een uur op hem.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Gisteren kost dat minder dan vandaag.
2. Gisteren koste dat minder dan vandaag.
3. Gisteren kosste dat minder dan vandaag.
4. Gisteren kostte dat minder dan vandaag.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Je postte die brief niet op tijd.
2. Je potst die brief niet op tijd.
3. Je poste die brief niet op tijd.
4. Je posste die brief niet op tijd.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Ik haaste me om op tijd te zijn.
2. Ik haasste me om op tijd te zijn.
3. Ik haastten me om op tijd te zijn.
4. Ik haastte me om op tijd te zijn.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Vorige week landde er twee vliegtuigen.
2. Vorige week landen er twee vliegtuigen.
3. Vorige week landden er twee vliegtuigen.
4. Vorige week landt er twee vliegtuigen.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Afgelopen zomer verbrandden hij bij de eerste zonnestralen.
2. Afgelopen zomer verbrandde hij bij de eerste zonnestralen.
3. Afgelopen zomer verbrandt hij bij de eerste zonnestralen.
4. Afgelopen zomer verbrand hij bij de eerste zonnestralen.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Hersteld je kleermaker die dure jas?
2. Hersteldt je kleermaker die dure jas?
3. Herstelt je kleermaker die dure jas?
4. Herstel je kleermaker die dure jas?

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Het gebeurt zoals zij het zegt.
2. Het gebeurdde zoals zij het zegt.
3. Het gebeurd zoals zij het zegt.
4. Het gebeurdt zoals zij het zegt.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Hij betaald de rekening.
2. Hij betaalt de rekening.
3. Hij betaaldt de rekening.
4. Hij betaaldde de rekening.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Gisteren verhuiste ze naar een andere stad.
2. Gisteren verhuist ze naar een andere stad.
3. Gisteren verhuisdde ze naar een andere stad.
4. Gisteren verhuisde ze naar een andere stad.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Snijd je moeder het vlees alvast?
2. Snijdt je moeder het vlees alvast?
3. Snijt je moeder het vlees alvast?
4. Snijdde je moeder het vlees alvast?

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Mijn vriend en ik bereikte ons doel.
2. Mijn vriend en ik bereikten ons doel.
3. Mijn vriend en ik bereikden ons doel.
4. Mijn vriend en ik bereikde ons doel.

Welke persoonsvorm is goed gespeld?

1. Afgelopen week lachten wij om die mop.
2. Afgelopen week lachte wij om die mop.
3. Afgelopen week lachen wij om die mop.
4. Afgelopen week lachden wij om die mop.