Week 10




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 10

timer
4:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- zn / zn-e / blw / olw / bn / st.bn in een zin benoemen.
Klaar?
- lezen
Vandaag:
- zelfstandig verder werken
- buitenspel
- doorgeven wie je gaat interviewen
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
- leesboek
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §2: 1, 2, 3, 4
Grammatica §4: 1, 2, 3, 7
Interview
v: 1, 3, 4, 5, 6
v: 1, 2, 5, 6, 7
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 10

timer
4:30
Aan het einde van deze week kan jij:
- zn / zn-e / blw / olw / bn / st.bn in een zin benoemen.
Klaar?
- lezen
Vandaag:
- zelfstandig verder werken
- buitenspel
- doorgeven wie je gaat interviewen
Je legt klaar:
- iPad
- Nieuw Nederlands
- werkschrift
- etui
- leesboek
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §2: 1, 2, 3, 4
Grammatica §4: 1, 2, 3, 7
Interview
v: 1, 3, 4, 5, 6
v: 1, 2, 5, 6, 7

Slide 1 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Elk woord in een zin kan je benoemen.
Er zijn veel verschillende woordsoorten:
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De afkortingen
zn = zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding, gevoel, etc)
zn-e = zelfstandig naamwoord eigennaam (Kim, Ronerborg, Pepsi, Drenthe)
lw = lidwoord (de, het, een)
blw = bepaald lidwoord (de, het)
olw = onbepaald lidwoord (een)
bn = bijvoeglijk naamwoord (rode, grote, lieve, grappige)
st.bn = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (houten, gouden, bakstenen, zijde)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden van
zelfstandig naamwoorden

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord 
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor mensen, dieren, planten, dingen, gevoelens of begrippen.

Een zelfstandig naamwoord eigennaam (zn-e) is een zelfstandig naamwoord met een echte naam: Lisa, Parijs, Rembrandt, Ierland.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo herken je een zelfstandig naamwoord
- Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en meervoud: 
egel – egels; verhaal – verhalen.

- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: 
egel – egeltje; verhaal – verhaaltje.

- Je kunt er vaak de, het of een voor zetten: 
de egel – een egel; het verhaal – een verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden van
lidwoorden

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. 

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het (lw) raadsel (zn). Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden: een (lw) erg moeilijk raadsel (zn).
De woorden de en het zijn bepaald lidwoord (blw), want bij de pen en het boek weet je precies welke pen en welk boek bedoeld worden. Bij een pen en een boek weet je dat niet. Daarom is een onbepaald lidwoord (olw).



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden 
Let op! Uitzonderingen:

- Het woord het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: – Het is nog vroeg, maar het is buiten al donker.

- Het woord een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: een van de leerlingen.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden van
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord 
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord: Een mooie stad -> mooie zegt iets over stad.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is: zilveren kettingen, een wollen vest.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord:
Dat is een goed boek (zn) over een belangrijk onderwerp (zn).

- Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
Dit boek (zn) is goed en het onderwerp (zn) ervan is belangrijk.

- Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e): geweldig – geweldige; saai – saaie; knap – knappe.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: stellende trap (aardig) – vergrotende trap (aardiger) – overtreffende trap (aardigst).

- Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en: bronzen, katoenen. 
Maar niet als het uit een andere taal komt of een nog niet zo lang bestaande stof aanduidt: een suède tas, een fleece vest. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boekenatelier
  • We werken toe naar een boekenatelier over een leesboek. 
  • Je mag zelf een boek kiezen, maar deze moet wel bij havo leerjaar 1 passen. 
  • Je laat woensdag 14 februari aan mij weten welk boek je hebt gekozen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 16

timer
1:30
Je leert:
- het genre, aspecten van fictie/non-fictie, perspectief en personages herkennen in een verhaal
- het verzorgen van een mondelinge presentatie
Klaar?
- Nakijken
- Thema D afmaken
- puzzel
lezen
Vandaag:
- werken aan je poster -> kijk in je mapje wat er op de poster wordt verwacht 


Je legt klaar:
etui
leesboek

hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Poster Boekenatelier


1. Schets
- titel, auteur, plaatje, genre, 
woordweb
deelonderwerpen
- aantal sterren
- naam, klas, docent 
2. woordweb
hoofdwoorden + deelwoorden
- personages
- perspectief
- genre + fictie/non-fictie
3. deelonderwerpen
- titelverklaring
- hoofdpersonage(s)
- keuze van het boek
4. overig
- zou jij het boek aanbevelen?
- aantrekkelijkheid poster
5. presentatie
- spiekbriefje
- 5-10 minuten

Slide 15 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies