In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H2.2 uitwerkingen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen H2.2 Elektriciteit in huis
Weten wat een huisinstalatie is
De 4 verschillende draden kennen
Weten hoe overbelasting ontstaat
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wat: lees en maak opgaven 22 t/m 30 van H 1.2 op blz. 56 t/m 57.
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: docent
Tijd: ???? minuten lang
Huiswerk: opdrachten 31 t/m 38 van paragraaf H1.2 op blz. 56 t/m 60.
Klaar?: ga bezig met paragraaf H2.3.
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
22 Louisa zegt: ‘In een groepenkast heeft elke groep een eigen zekering.’ Daan zegt: ‘Elektriciteitsdraden worden gemaakt van koperdraad.’ Wie heeft gelijk?
A
Alleen Louisa heeft gelijk.
B
Alleen Daan heeft gelijk.
C
Louisa en Daan hebben allebei gelijk.
D
Geen van beiden heeft gelijk.
Slide 4 - Quizvraag
23 In een groep zitten stopcontacten en lichtpunten. Hoe zijn deze geschakeld?
A
Stopcontacten en lichtpunten zijn altijd parallel geschakeld.
B
Stopcontacten en lichtpunten zijn altijd in serie geschakeld.
C
Stopcontacten en lichtpunten zijn soms parallel en soms in serie geschakeld.
D
Stopcontacten zijn in serie geschakeld en lichtpunten parallel.
Slide 5 - Quizvraag
24 Naar een stopcontact lopen altijd twee draden. Welke twee draden zijn dat?
A
een fasedraad waar spanning op staat en een nuldraad
B
een nuldraad waar spanning op staat en een fasedraad
C
een schakeldraad waar spanning op staat en een fasedraad
D
een schakeldraad waar spanning op staat en een nuldraad
Slide 6 - Quizvraag
25 Een groep in een huisinstallatie heeft een groepsschakelaar. Wat kun je met de groepsschakelaar doen?
A
Met de groepsschakelaar kun je de stopcontacten en de lichtpunten in het hele huis spanningloos maken
B
B Met de groepsschakelaar kun je alleen de stopcontacten in het hele huis spanningloos maken.
C
Met de groepsschakelaar kun je de stopcontacten en de lichtpunten in een groep tegelijk spanningloos maken
D
Met de groepsschakelaar kun je alleen de stopcontacten in een groep spanningloos maken.
Slide 7 - Quizvraag
26 Lees de volgende vier omschrijvingen van een draad. Welke omschrijving hoort bij een fasedraad?
A
De draad is blauw en er staat soms wel en soms geen spanning op.
B
De draad is blauw en er staat normaal gesproken 230 V op.
C
De draad is bruin en er staat soms wel en soms geen spanning op.
D
De draad is bruin en er staat normaal gesproken 230 V op.
Slide 8 - Quizvraag
27 Lees de volgende vier omschrijvingen van een draad. Welke omschrijving hoort bij een nuldraad?
A
De draad is blauw en er staat soms wel en soms geen spanning op.
B
De draad is blauw en er staat normaal gesproken 230 V op.
C
De draad is bruin en er staat soms wel en soms geen spanning op.
D
De draad is bruin en er staat normaal gesproken 230 V op.
Slide 9 - Quizvraag
28 Bij het aansluiten van een lamp wordt een schakeldraad gebruikt. Welke bewering over de spanning op de schakeldraad is goed?
A
Er staat nooit spanning op de schakeldraad.
B
Er staat altijd spanning op de schakeldraad.
C
Er staat alleen spanning op de schakeldraad als de schakelaar in de UIT-stand staat.
D
Er staat alleen spanning op de schakeldraad als de schakelaar in de AAN-stand staat.
Slide 10 - Quizvraag
29 De stroomsterkte kan in een groep soms veel te groot worden. Wanneer gebeurt dat?
A
bij kortsluiting
B
bij overbelasting
C
bij kortsluiting en bij overbelasting
D
in geen van deze gevallen
Slide 11 - Quizvraag
30 Vul in: a De kleur van de fasedraad is . b De kleur van de nuldraad is . c De kleur van de schakeldraad is .
Slide 12 - Open vraag
Opgaven 31
Slide 13 - Tekstslide
32 Leg uit wat er gebeurt: a bij kortsluiting.
Slide 14 - Open vraag
32 Leg uit wat er gebeurt: b bij overbelasting.
Slide 15 - Open vraag
33 Streep door wat fout is. a Hoe groter de weerstand van het apparaat is, des te groter / kleiner is de stroomsterkte (als het apparaat aanstaat). b Het koperdraad in snoeren en elektriciteitsdraden heeft een heel grote / kleine weerstand.
Slide 16 - Open vraag
34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan. Wat zou er aan de hand kunnen zijn: a met de gloeilamp in haar bureaulamp?
Slide 17 - Open vraag
34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan. Wat zou er aan de hand kunnen zijn: a met de gloeilamp in haar bureaulamp?
Slide 18 - Open vraag
34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan. Wat zou er aan de hand kunnen zijn:
b met een groepsschakelaar in de meterkast?
Slide 19 - Open vraag
34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan. Wat zou er aan de hand kunnen zijn:
c met een van de zekeringen in de meterkast?
Slide 20 - Open vraag
34 Amy is huiswerk aan het maken. Als het donker begint te worden, drukt ze op de schakelaar van haar bureaulamp. Tot haar ergernis gaat de lamp niet aan. Wat zou er aan de hand kunnen zijn: