2pB - 24/04/24

Mercredi 24 avril 2024

Programme: 
  • Devoirs Plenda
  • Questions sur E
  • Chap. 3 Leçon F "Lire"
Devoirs 15/05:
Finir Chap. 3, leçon F
apprendre Voca F p. 129
Devoirs 17/05:
Finir Chap. 3 leçon G
apprendre les phrases cles p. 130. herhalen EF

Chap. 3 PW 24/05/24
Chap. 1,2,3 PW LUVA 31/05

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mercredi 24 avril 2024

Programme: 
  • Devoirs Plenda
  • Questions sur E
  • Chap. 3 Leçon F "Lire"
Devoirs 15/05:
Finir Chap. 3, leçon F
apprendre Voca F p. 129
Devoirs 17/05:
Finir Chap. 3 leçon G
apprendre les phrases cles p. 130. herhalen EF

Chap. 3 PW 24/05/24
Chap. 1,2,3 PW LUVA 31/05

Slide 1 - Tekstslide

Questions?
Qu'est-ce que tu veux acheter?
Je ....

Slide 2 - Tekstslide

Horen de woorden hieronder bij 'kledingstuk' of bij 'accessoires'?
Sleep de woorden naar het juiste blok.
le vêtement
les accessoires
le pantalon
le T-shirt
la ceinture
les lunettes de soleil
le sac
la robe
le bracelet
les bottes

Slide 3 - Sleepvraag

Regarde cette fille...
Qu'est-ce qu'elle porte?
Elle est comment?

Beschrijf dit meisje in het Frans. 
Maak hierbij gebruik van 
het aanwijzend vnw.

Slide 4 - Tekstslide

Beschrijf dit meisje in het Frans.
Maak hierbij gebruik van
het aanwijzend vnw.

Slide 5 - Open vraag

Le Coin des Goodies
page 118

Maak ter voorbereiding ex. 24
Fini? Lees de titel en introductie van tekst F en maak evt. ook 25a.


timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Le Coin des Goodies
page 119

We lezen samen tekst F.
Onderstreep/markeer woorden die je niet begrijpt of moeilijk vindt, zodat je die kunt opzoeken in het woordenboek.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Le Coin des Goodies
page 118-121

Maak nu zelfstandig ex. 24, 25a,b, 26, 27.  Zoek moeilijke woorden op in de WL of het woordenboek!



timer
14:30

Slide 10 - Tekstslide

page 110

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 12 - Quizvraag

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 13 - Quizvraag

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 14 - Sleepvraag

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 15 - Quizvraag

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 16 - Quizvraag

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 17 - Quizvraag

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 18 - Quizvraag

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 19 - Quizvraag

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 20 - Quizvraag

garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 21 - Quizvraag

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 22 - Quizvraag

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 23 - Quizvraag

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 24 - Quizvraag

______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 25 - Quizvraag

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 26 - Quizvraag

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 27 - Quizvraag

Bonjour !
Comment ça va?
Quelle est la date d'aujourd'hui?
Quel temps fait-il? 
Tu veux acheter quelque chose?
Qu'est-ce que tu aimes porter?


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Les nombres
60 = soixante                                                 80  = quatre-vingts (4x20)  
61  = soixante et un                              ! 81  = quatre-vingt-un
62 = soixante-deux                                    82  = quatre-vingt-deux
etc.                                                                     etc.

70  = soixante-dix (60+10)                       90  = quatre-vingt-dix (4x20+10)
71   = soixante et onze                             ! 91   = quatre-vingt-onze
72  = soixante-douze                                 92  = quatre vingt-douze
etc.                                                                     etc.

LET OP:
bij 81 en 91 geen et maar een streepje


Slide 31 - Tekstslide

31
A
trente-un
B
trente-et-un
C
trante-et-un
D
trente-trois

Slide 32 - Quizvraag

11
A
douze
B
treize
C
quinze
D
onze

Slide 33 - Quizvraag

99
A
quatre-vingt-neuf
B
neuf-neuf
C
quatre-vingt-dix-neuf
D
soixante-dix-neuf

Slide 34 - Quizvraag

76
A
soixante-seize
B
soicante-seize
C
soixante-seise
D
soixante-dix-six

Slide 35 - Quizvraag

41
A
quarante-un
B
quarante-et-un
C
quarante-une
D
quarante-deux

Slide 36 - Quizvraag

85
A
quatre-vingt-cinq
B
quatre-vingt-et-cinq
C
quatre-vint-quinze
D
quarante-cinq

Slide 37 - Quizvraag

68
A
soixante-trois
B
soixante-dix-huit
C
cinquante-huit
D
soixante-huit

Slide 38 - Quizvraag

Schrijf in cijfers
soixante-huit

Slide 39 - Open vraag

Schrijf in cijfers
quatre-vingt-dix

Slide 40 - Open vraag

Schrijf in cijfers
cent-soixante-treize

Slide 41 - Open vraag