Anna spaart voor een scooter van 1000 euro.
Zij spaart volgens de formule:
spaarbedrag in euro = 150 + 25t
t= tijd in weken
a. Welke vergelijking hoort hierbij?
b. Los de vergelijking op met inklemmen.
c. Hoeveel weken moet ze sparen voor ze de scooter kan betalen?