H 1.2 Krachten in evenwicht

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welk voertuig of voorwerp zou jij wel willen aanpassen omdat dat beter kan?

Slide 2 - Open vraag

Hoofdstuk 1: Krachten

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik op vorige les
  • Paragraaf 1.2
  • Practicum + terugblik
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Welke vervorming is tijdelijk?
plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend

Slide 5 - Quizvraag

Kan je krachten zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag


Met welke soort vervorming
hebben we te maken
in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort
vervorming is
hier te zien
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming

Slide 8 - Quizvraag

In welk van onderstaande voorbeelden is er sprake van plastische vervorming?
A
Een fietsband wordt flink ingedrukt als Wietske op haar fiets gaat zitten
B
Een polsstok buigt flink door tijdens een sprong van een atleet
C
Jara verbuigt een paperclip om daarmee haar iPad te resetten.
D
Een boom buigt ver mee met een hevige windvlaag

Slide 9 - Quizvraag

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 10 - Quizvraag

Noem 3 soorten krachten

Slide 11 - Open vraag

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 12 - Quizvraag

het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een voorwerp is stabiel wanneer het zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een glas water van 300 gram
A
3000 N
B
3 N
C
30 N
D
300 N

Slide 15 - Quizvraag

Bereken de zwaartekracht van een een stalen balk van 375 kilogram
A
3750 N
B
375000 N
C
3,75 N
D
375 N

Slide 16 - Quizvraag

Bereken (afgerond) de massa van een voorwerp waarop 450 N werkt.
A
4500 kg
B
4,5 kg
C
45 kg
D
450 kg

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen
  • De leerling kan in natuurkundige begrippen uitleggen wat evenwicht is.
  • De leerling kent de normaalkracht en weet wanneer deze optreed. 
  • De leerlingen weten hoe een krachtmeter werkt. 
  • De leerlingen kunnen de veerconstante bepalen en berekenen. 

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Krachten konden 3 "effecten" hebben. Vormverandering, bewegingsverandering, geen zichtbare gevolgen. In die laatste situatie spreken we over evenwicht. 

De krachten zijn dan aan beide kanten even groot waardoor er niets lijkt te gebeuren. 

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Het evenwicht dat het vaakst voorkomt is die van de zwaartekracht en de normaalkracht. De zwaartekracht is de kracht die naar de aarde gericht is (naar beneden) de normaalkracht werkt daar precies tegenover. 

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Van dat evenwicht kunnen we gebruik maken als we krachten willen meten. Op een weegschaal of met een krachtmeter (veerunster) gebruiken we dat. De zwaartekracht trekt ons naar beneden en door de normaalkracht of veerkracht worden we omhoog gehouden, de wijzers laten dus eigenlijk zien hoe groot die zwaartekracht is

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
In zo'n veerunster zit, zoals de naam al zegt, een veer. Zo'n veer rekt steeds een beetje uit als er een gewichtje aan komt te hangen. Het blijkt dat een veer "recht evenredig" uitrekt. Als de massa die eraan hangt 2x zo groot wordt, wordt ook de uitrekking 2x zo groot. 

Slide 22 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Je hebt gezien dat de uitrekking recht evenredig is met de kracht.  Dit kun je weergeven in een formule:



F= kracht in Newton (N)
u= uitrekking in centimeter (cm) of meter (m)
C= veerconstante in Newton per cm (N/cm) of newton per meter (N/m)
C=uF
Veerconstante=uitrekkingKracht

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Elke veer heeft zijn eigen veerconstante. Die veerconstante zegt iets over de stugheid van de veer, hoe makkelijk of moeilijk rekt de veer uit. Een veer met een veerconstante van 30 N/cm rekt makkelijker uit dan een veer met de veerconstante van 60 N/cm

Slide 24 - Tekstslide