Rekenen AMV

Rekenen AMV
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenISK

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Rekenen AMV

Slide 1 - Tekstslide

Andere woorden voor plus
  • erbij 
  • samen
  • dubbel
  • meer
  • opgeteld
  • bij elkaar 
  • in totaal

Slide 2 - Tekstslide

Ik heb 36 taartjes. Jij hebt er 12. Hoeveel is dat samen?

Slide 3 - Open vraag

Mevrouw Boom heeft 6 boeken. Mevrouw Vogel heeft er 22. Hoeveel boeken zijn dat bij elkaar?

Slide 4 - Open vraag

Andere woorden voor min
  • eraf
  • minder
  • verschil
  • weg
  • van elkaar af


Slide 5 - Tekstslide

Jij hebt 84 taartjes. Ik heb er 14. Wat is het verschil?

Slide 6 - Open vraag

Mevrouw Judith heeft 90 spelletjes. Mevrouw Barbie heeft er 25. Hoeveel zijn dat er minder?

Slide 7 - Open vraag

De kassabon: vertel wat je ziet.
Gebruik deze woorden: 
samen
opgeteld
bij elkaar
in totaal
Het verschil tussen de prijs voor appels en kersen is 50 cent. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel
kubussen
zie je?
A
drie
B
vier
C
vijf
D
zes

Slide 9 - Quizvraag


A
zes
B
zeven
C
acht
D
negen

Slide 10 - Quizvraag

Op de parkeerplaats staan 2 rode en 7 blauwe auto's. Bereken het totaal aantal auto's
A
7 - 2 = 5
B
2 - 7 = 5
C
7 + 2 = 9
D
2 + 7 = 9

Slide 11 - Quizvraag

De juf woont 3 km van school en de meester woont 15 km van school. Wat is het verschil in de afstand die ze moeten fietsen?
A
15 + 3 = 18 km
B
3 + 15 = 18 km
C
15 - 3 = 12 km
D
3 - 15 = 12 km

Slide 12 - Quizvraag

Welke berekening hoort erbij?

In de klas staan 4 dozen. In iedere doos zitten 32 boeken. Hoeveel boeken zijn er in totaal?
A
4 + 32 = 36
B
32 - 4 = 28
C
4 x 32 = 128
D
32 : 4 = 8

Slide 13 - Quizvraag

Welke berekening hoort erbij?

Milan verdient €120 euro per maand.
Hoeveel euro verdient Milan in een jaar?
A
120 + 12 = 132
B
120 x 12 = 2440
C
120 : 12 = 10
D
12 : 120 = 0,1

Slide 14 - Quizvraag

20 is .... dan 30
A
meer
B
minder

Slide 15 - Quizvraag

85 is .... dan 19
A
meer
B
minder

Slide 16 - Quizvraag

100 is evenveel als 100
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

9 is minder dan 5
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

300 is meer dan 600
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

560>5600
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

350>118
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag