3.2 genen

3.2  genen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.2  genen

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Het genotype is:
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Alle eigenschappen van een organisme.

Slide 3 - Quizvraag

Het fenotype is:
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Alle eigenschappen van een organisme.

Slide 4 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een rups die een vlinder is geworden. Hebben zij hetzelfde genotype? leg uit...

Slide 5 - Open vraag

Geef met een voorbeeld aan dat een gen uit kan staan:

Slide 6 - Open vraag

Uit hoeveel allelen bestaat een gen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Door wat wordt het fenotype bepaald?

Slide 8 - Open vraag

leerdoelen
3.2.1 Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.

Slide 9 - Tekstslide

Homozygoot en hetrozygoot
Voorbeeld: een gen kan informatie bevatten voor de vorm van je haar. De allelen bepalen of je homozygoot (gelijk) of heterozygoot (verschillend) voor een eigenschap bent.

Slide 10 - Tekstslide

Dominante en recessieve allelen
- De jongen in de afbeelding heeft twee verschillende allelen voor de haarvorm (heterozygoot). Maar je ziet alleen het krullende haar (dominante allel).
- Dominante allel = sterkere allel 
- Dominante allel zie je altijd terug in het fenotype.
- recessieve allel = zwakkere allel
- recessieve allel zie je alleen terug in het fenotype 
als er geen dominant allel aanwezig is. 

Slide 11 - Tekstslide

Dominante en recessieve allelen
- voor de meeste erfelijke eigenschappen zijn er twee verschillende allelen (heterozygoot). 
- Vaak is één van de twee dominant, bijv. erwtenplant is rode kleur dominant en wit recessief

Slide 12 - Tekstslide

Letters voor allelen
- genotypen geef je aan met een lettercombinatie.
- Het dominante allel krijgt een hoofdletter (A).
- Het recessieve allel krijgt dezelfde kleine letter (a).

Bijvoorbeeld:
- Het allel voor krullend haar is dominant. Dit kun je aangeven met de letter A.
- Het allel voor steil haar is recessief. Dit kun je aangeven met de letter a.

Slide 13 - Tekstslide

Letters voor allelen
Hiermee zijn drie genotypen voor haarvorm mogelijk:

1AA: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm krullend haar. Het fenotype is krullend haar.
2 Aa: Deze persoon is heterozygoot voor de haarvorm. Het fenotype is krullend haar.
3 aa: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm steil haar. Het fenotype is steil haar.

Slide 14 - Tekstslide

Intermediair fenotype
- geen dominant en geen recessief allel, beide even sterk.
- Bij heterozygoot fenotype ontstaat dan een intermediair fenotype.

Slide 15 - Tekstslide

Maken
vanaf blz. 170 
opdracht 1 t/m 6
Vanaf blz. 175 
opdracht 1 t/m 6

Slide 16 - Tekstslide