Unit 1: Present simple - continuous

Grammar
Present Simple/Continuous & Static Verbs
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammar
Present Simple/Continuous & Static Verbs

Slide 1 - Tekstslide


Present simple
SHIT-regel: she/he/it = infinitief + s
Je gebruikt de present simple voor de volgende situaties:

  • Dingen die in het algemeen waar zijn:
 I am a girl
 Winter is a very cold season

Slide 2 - Tekstslide

  • Present Simple
  • Dingen die regelmatig gebeuren/hobby’s:
 I run every week
 She works on weekends

  • Langdurige situaties:
 I live in Zwolle
 Queen Elizabeth is the queen of England

Slide 3 - Tekstslide

  • Signaalwoorden Present Simple
  • Always
  • Often
  • Usually
  • Sometimes
  • Seldom
  • Never
  • Normally
  • Everyday
  • Frequently

Slide 4 - Tekstslide

Present Continuous
De regel is: to be (am/are/is) + infinitief + -ing
Je gebruikt de present continuous voor de volgende situaties:
Om aan te geven dat iets nu aan het gebeuren is
  • I am teaching at this moment
  •  You are listening to me
  •  They are thinking about what I am saying


Slide 5 - Tekstslide

Present Continuous
Als toekomstige tijd voor dingen die in de toekomst op een bepaalde tijd gaan gebeuren
  •  We are eating at grandma’s tonight
  •  I am catching the 15.00 hours train this afternoon

Slide 6 - Tekstslide



Signaalwoorden present continuous
  • At the moment
  • Now
  • Currently
  • This week/year 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Every Monday, Sally ___ (drive) her kids to football practice.

Slide 9 - Open vraag

Shhhh! Be quiet! John ____ (sleep)

Slide 10 - Open vraag

I hate living in Seattle because it ____ (rain, always)

Slide 11 - Open vraag

This delicious chocolate ____ (be) made by a small chocolatier in Zurch, Switzerland.

Slide 12 - Open vraag

I'm sorry, I can't hear what you ___ (say) because everybody ___ (talk) so loudly.

Slide 13 - Open vraag