2023 2F leerjaar 2 - Centraal Examen Nederlands

Centraal Examen Nederlands
Lezen en luisteren
13 november 2024
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Centraal Examen Nederlands
Lezen en luisteren
13 november 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Wat houdt het CE in?
  • Even kort een en ander herhalen 
  • Examensprint!!!
  • Pauze
  • Oefenexamen

Slide 2 - Tekstslide

centraal examen
Dit examen maak je op de computer .
Het is een gecombineerd examen: lezen, kijken en luisteren worden geëxamineerd. 50% van je eindcijfer

Slide 3 - Tekstslide

* Niveau 3F (havo/mbo niveau 4)
* Lezen/luisteren
* Schrijven
* Spreken/gesprekken
* #OO Examinering 2019-2020 Herman Brood Academie;
* Examenbureau

Slide 4 - Tekstslide

Wat is toegestaan?
  1. Bij het maken van het centraal taalexamen mag je een pen of potlood, kladpapier en een gum gebruiken. Het kladpapier moet je inleveren voordat je de examenruimte verlaat. 
  2. Je mag een papieren versie van het woordenboek Nederlands gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Niet vergeten
Identiteitsbewijs
Geen telefoon tijdens het examen

Slide 6 - Tekstslide

Wat moet je kunnen en kennen?
- Tekstdoel (begrijpen)
- Hoofd- en bijzaken (begrijpen)
- De opbouw van een tekst (evalueren)
- feiten en meningen (begrijpen)
- Bedoelingen herkennen (interpreteren)
- informatie toepassen (begrijpen en interpreteren)
- Tussenkopjes kiezen (begrijpen en interpreteren) 
-  Een tekst samenvatten (hoofd- en bijzaken)

Slide 7 - Tekstslide

 90% multiple choice vragen 


- Begrijpen (tekstsoort, hoofdgedachte, relaties en verbanden, standpunt, argumenten, feiten meningen onderscheiden)
- interpreteren (wat bedoelt de schrijver, wat is zijn opvatting,  wat denkt en voelt hij, je moet hier conclusies trekken)
- samenvatten
- evalueren (argumentatie en informatie beoordelen op betrouwbaarheid en validiteit, doel van schrijver herkennen en de talige middelen die hij gebruikt om dat doel te bereiken)

Slide 8 - Tekstslide

Soorten examenvragen
  1. De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.

  2. Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.

Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin

Slide 9 - Tekstslide

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 10 - Tekstslide

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 11 - Tekstslide

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 12 - Tekstslide

EVEN KORT HERHALEN

Slide 13 - Tekstslide

Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is de juiste volgorde van een informatieve artikel?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, titel, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk, samenvatting
C
Titel, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 15 - Quizvraag

Welke functie kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit

Slide 16 - Quizvraag

Waar let je op als je een tekst voor je neus krijgt?

Slide 17 - Open vraag

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 18 - Quizvraag

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

We begonnen met tien mensen, toen meldden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Volgorde van tijd

Slide 19 - Quizvraag

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 20 - Quizvraag

Herkansing?
A
Nooit
B
Een keer
C
Twee keer
D
Tot je een voldoende hebt.

Slide 21 - Quizvraag

Conclusie
Tegenstelling
Reden / argument
Oorzaak-gevolg
hoewel
dus
kortom
doordat
echter
want
daarom
toch
desondanks
als gevolg van
omdat
concluderend
maar

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Video

Welk hoofddoel heeft het filmpje over de appie-app?
A
instructief
B
overhalen
C
informerend
D
amuserend

Slide 24 - Quizvraag

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een advies geven

Slide 25 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met: 'Citeer een zinsgedeelte uit de tekst'
A
neem 1 zin uit de tekst over
B
neem 1 woord uit de tekst over
C
neem een stukje zin uit de tekst over
D
neem een paar zinnen uit de tekst over

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 27 - Quizvraag

Oefening baart kunst
https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/mbo/?menu=3_0
Kies bij voorkeur een recent examen.
Makkelijk? Probeer eens een examen 3F

Slide 28 - Tekstslide

PAUZE

Slide 29 - Tekstslide

Welkom!
Nederlands

Lezen & Luisteren
week 48


Nederlands

Oefenen examen Lezen en luisteren

Slide 30 - Tekstslide

Wat betekent 'interpreteren'?

Slide 31 - Open vraag

Wat betekent 'evalueren'?

Slide 32 - Open vraag

Leesstrategieën 
  1. zoekend lezen
  2. verkennend lezen
  3. globaal lezen
  4. intensief lezen

Slide 33 - Tekstslide

Welke leesstrategie(en) pas je toe voor lokaal tekstbegrip?
A
zoekend
B
verkennend
C
globaal
D
intensief

Slide 34 - Quizvraag

Welke 5 tekstdoelen zijn er?

Slide 35 - Open vraag

informeren, opiniëren, overtuigen, activeren en amuseren.

Slide 36 - Tekstslide

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een leesboek?
A
instrueren
B
activeren / overhalen
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 38 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
activeren / overhalen

Slide 39 - Quizvraag

Wat is het (belangrijkste) tekstdoel van een sollicitatiebrief?
A
activeren / overhalen
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 40 - Quizvraag

Bij welke leesdoelen staat een mening centraal?
A
informeren
B
overtuigen/opiniëren
C
amuseren
D
activeren

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Meerkeuzevragen

Slide 45 - Tekstslide

 Casusvragen
In het examen komen ook casusvragen voor. 
Een casusvraag is een meerkeuzevraag die is gebaseerd op een situatie.

1. Je leest eerst de situatie en de vraag. 
2. Vervolgens zoek je in de tekst naar informatie die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden.

Slide 46 - Tekstslide

Examen maken

Slide 47 - Tekstslide

Maken van oefenexamen 
Let op! 2F of  3F




Slide 48 - Tekstslide