Deze periode Lezen en woorden hoofdstuk 2, oefenen met Kijken en Luisteren (fictie)
Voor de voorjaarsvakantie toets: Kijk- en luistervaardigheid - Fictie
Besteed zelf ook aandacht aan paragraaf 2.5 en 3.5 Woorden (zelfstudie).
Gedichtenboekjes !!!
Slide 3 - Tekstslide
Periode 2 - Toetsen Nederlands
Kijk- en luistervaardigheid - Fictie (bij mij) - komt zsm in Magister
Leesvaardigheid en woordenschat Toets hoofdstuk 2+3 (SE week - 24-26 maart )
Besteed zelf ook aandacht aan paragraaf 2.5 en 3.5 Woorden (zelfstudie).
Slide 4 - Tekstslide
2.3 Lezen (blz. 97)
In deze paragraaf leer je:
informatieve teksten lezen;
onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
een eenvoudige tekst beknopt samenvatten;
de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen duiden.
Slide 5 - Tekstslide
2.3 Lezen - feiten en meningen (blz. 98)
Het is belangrijk om het onderscheid tussen een feit en een mening te kennen. Is het waar wat er staat of is het de mening van de schrijver?
Een feit kun je controleren, bijvoorbeeld zien of meten. (Nederland heeft ongeveer 18 miljoen inwoners, ik heb een 6 voor Nederlands)
Een mening is wat iemand vindt. Een mening herken je soms aan woorden zoals ik vind, volgens mij, naar mijn mening, maar niet altijd. (b.v. dat is een vreemd mens, mijn cijfer is best goed, de opbrengst viel tegen)
Slide 6 - Tekstslide
2.3 Lezen - hoofd- en bijzaken (blz. 100)
De belangrijkste informatie, de hoofdzaak, staat vaak vooraan of achteraan in een alinea. Dit is de kernzin. Ook in een tekst staat de belangrijkste informatie, de hoofdzaak, vaak aan het begin of aan het eind.
De minder belangrijke informatie noem je bijzaken. Dit zijn zinnen met een toelichting(uitleg of voorbeelden) bij de kernzin. Zou je een samenvatting maken, dan kun je bijzaken weglaten.
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag - huiswerk
maken opdrachten 1 t/m 7 blz. 97-100
Lever je gedichtenboekje in.
Slide 8 - Tekstslide
Leertekst Tekstdoel en tekstsoort (blz. 110)
Wanneer er gevraagd wordt naar het doel van de tekst of het doel van de schrijver, is het antwoord dus een tekstdoel bijvoorbeeld informeren, overtuigen, activeren of amuseren.
Wanneer er gevraagd wordt naar de tekstsoort, dan is het antwoord een informerende tekst, betogende tekst (overhalende tekst), activerende tekst of amuserende tekst.
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag 2 - stap voor stap
Lees tekst 5 en maak opdracht 10 t/m 12 (blz. 112-114)
Werk in tweetallen
Werk rustig en geconcentreerd
Lees eerst steeds de vraag HELEMAAL!!
Formuleer een goed antwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Leertekst Tekstdoel en tekstsoort (blz. 110)
Tekstdoel
Tekstsoort
Voorbeelden
informeren
informatieve tekst
nieuwsbericht, handleiding schoolboektekst
overtuigen
betogende tekst (= tekst met mening)
ingezonden brief, recensie
activeren
activerende tekst
advertentie, oproep
amuseren
amuserende tekst
verhaal, strip
Het doel dat de schrijver heeft met een tekst, noemen we het tekstdoel. Alle teksten met hetzelfde tekstdoel behoren tot dezelfde tekstsoort.
Veel teksten hebben meer dan één tekstdoel. Een advertentie wil je bijvoorbeeld overhalen tot iets, maar geeft je ook informatie.
Er is altijd één tekstdoel het belangrijkste.
Slide 11 - Tekstslide
Vandaag - afronden paragraaf 2.3 Lezen
Kort theorie herhalen
bespreken opdrachten 10 - 12 blz. 113-114
Bestudeer 2.5 Woorden op blz. 135 en 141 en maak opdracht 5, 7, 8, 9, 11 en 12. (huiswerk voor 27 maart)
Slide 12 - Tekstslide
2.3 Lezen - Objectieve informatie (blz. 110)
Objectieve informatie is informatie waarin de mening van de schrijver geen rol speelt. Hij is neutraal, hij presenteert feiten.
Objectieve informatie vind je bijvoorbeeld in een encyclopedie als Wikipedia of in een nieuwsbericht. Als lezer verwacht je dat de informatie waar is of dat het echt zo is gebeurd.
Het tegenovergestelde van objectieve informatie is subjectieve informatie (niet-objectieve)