JCL lesbrief kopen en werken les 20

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.

Slide 1 - Tekstslide

Programma


besprekenopgaven h3 en 4
maken bouwsteen 4.1 
info H6 markten paragraaf 6.1 vraag en aanbod op de markt
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... uitleggen wat het verschil is tussen consumenten en producenten en welke rol zij op de markt vervullen
....uitleggen wat het verschil is tussen goederen en diensten
....de betalingsbereidheid van consumenten berekenen met behulp van een vraagvergelijking 
... 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Op een markt
  • Komen vraag en aanbod van goederen en diensten samen 


Slide 5 - Tekstslide

Het verschil tussen goederen en diensten

  • Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken
  • Diensten zijn niet-tastbaar 

Slide 6 - Tekstslide

Consument of producent? 

  • Consumenten kopen goederen en diensten om in hun eigen behoeften te voorzien (dus niet voor uitoefening van bedrijf) zij zijn vragers op de markt
  • Producenten zijn bedrijven of de overheid die goederen of diensten produceren. Zij zijn aanbieders op de markt.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6.1 B en C
timer
1:00
Aanbieder van ansichtkaarten
Vrager van ansichtkaarten 
Leerlingen bovenbouw
Aisha en Marije

Slide 8 - Sleepvraag

Opdracht 6.2
Noem twee andere voorbeelden van dienstverlenende particuliere bedrijven.
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

Een advocaat levert?
A
Diensten
B
Goederen (een goed)

Slide 10 - Quizvraag

Economische modellen
  1. Model: Een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, en beschrijft hierdoor slechts de samenhang tussen de belangrijkste (economische) grootheden.
  2. voordeel: samenhang helder-> analyse
  3. nadeel: beperkte omstandigheden geldig... model vs werkelijkheid-> ceteris paribus voorwaarde

Slide 11 - Tekstslide

Betalingsbereidheid van consumenten

Slide 12 - Tekstslide

Je gaat graag naar de bioscoop. Pathé besluit de prijs van een bioscoopkaartje te verlagen.
A
Ik ga voortaan vaker naar de bioscoop
B
Ik ga voortaan minder naar de bioscoop

Slide 13 - Quizvraag

Ondanks dat Pathé bijna nooit uitverkochte voorstellingen heeft opent Kinepolis vlakbij een nieuwe vestiging.
A
Ik verwacht dat de prijs van een kaartje daalt
B
Ik verwacht dat de prijs van een kaartje stijgt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een geranium?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag, aanbod en prijs
In dit hoofdstuk gaan we er vanuit dat vraag en aanbod van een product of dienst alleen afhankelijk zijn van de prijs. We werken daarvoor met een model ; een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid

Slide 16 - Tekstslide

Vraagvergelijking
Qv = - 200P + 1.000 
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = Prijs
Door het min-teken kun je al zien dat de vraag daalt, als de prijs stijgt

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 6.3 

Qv = - 200P + 1.000 

timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 6.3 a, b en c

Qv = - 200P + 1.000 
Qv = - 200 x 1 + 1.000
Qv = 800

timer
4:00
800

Slide 19 - Tekstslide

prijs      vraag      prijs      vraag
Betalingsbereidheid is de prijs die vrager maximaal bereid zijn te betalen

Wet van de vraag => negatief verband

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 6.3 C
Bij welke prijs worden er geen geraniums meer gevraagd?

Slide 21 - Open vraag

De betalingsbereidheid van een consument is
A
de prijs die de consument moet betalen voor het product
B
de prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
C
het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product
D
de prijs die de consument minimaal wil betalen voor het product

Slide 22 - Quizvraag

Vraaglijn 
Geeft het verband weer tussen 
de prijs en de vraag naar een product

(Opdracht 6.4)  

Slide 23 - Tekstslide

Vraaglijn tekenen
Qv = - 200P + 1.000
stap 1 snijpunt Q-as => p=0
Stap 2 snijpunt P-as => q=0
omzetten van Qv-functie naar P-functie=> 
snijpunt is ook maximale betalingsbereidheid

Slide 24 - Tekstslide

Vraaglijn 
Geeft het verband weer tussen 
de prijs en de vraag naar een product

(Opdracht 6.4)  
___________________

Slide 25 - Tekstslide

Betalingsbereidheid consumenten
De vraaglijn laat zien:
  • wat het verband is tussen de prijs en de                                                                                                       gevraagde hoeveelheid. 
  • wat de betalingsbereidheid van de consument is

Wet van de vraag:
Hoe hoger de prijs, hoe lager de gevraagde hoeveelheid
Hoe lager de prijs, hoe hoger de gevraagde hoeveelheid

Betalingsbereidheid = prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen. 

Slide 26 - Tekstslide

De vraaglijn tekenen
Vraaglijn tekenen in de grafiek:

Voorbeeld Geraniums blz 75:
Qv = -200P + 1000
Qv = aantal Geraniums
P = prijs van een geranium in euro's
 
Het negatieve getal vóór de P  geeft het negatieve verband weer tussen de prijs (P ) en de gevraagde hoeveelheid (Qv).  

Hogere P                  Lagere Qv en omgekeerd

Slide 27 - Tekstslide

Minimale leveringsbereidheid producenten
De aanbodlijn laat zien:
  • wat het verband is tussen de prijs en de                                                                                                       geleverde of aangeboden hoeveelheid. 
  • wat de leveringsbereidheid van de                                                                                                         producent/aanbieder is

Hoe hoger de prijs, hoe hoger de aangeboden hoeveelheid
Hoe lager de prijs, hoe lager de aangeboden hoeveelheid

Leveringsbereidheid = prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen. 

Slide 28 - Tekstslide

De aanbodlijn tekenen
Aanbodlijn tekenen in de grafiek:

Voorbeeld Geraniums blz 77:
Qa = 400P - 500
Qa = aantal Geraniums
P = prijs van een geranium in euro's
 
Het positieve getal vóór de P  geeft het positieve verband weer tussen de prijs (P ) en de aangeboden hoeveelheid (Qa).  

Hogere P                  Hogere Qa en omgekeerd

Slide 29 - Tekstslide

Een advocaat levert?
A
Diensten
B
Goederen (een goed)

Slide 30 - Quizvraag

Programma


bespreken bouwsteen indexcijfers
Uitleg annuïteit
Opgaven maken bouwsteen 3.2 en bouwsteen 3.3
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 31 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... je weet wat annuïteitenlening is
... je kunt de annuïteit berekenen
... 

Slide 32 - Tekstslide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 33 - Tekstslide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: bouwsteen 3.2
Maken: bouwsteen 3.2 en 3.3

Versnellers:

Klaar?:
nakijken bouwsteen 3.2 en 3.3 met buur
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... je weet wat annuïteitenlening is
... je kunt de annuïteit berekenen
... 

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk: 
volgende les
doornemen paragraaf h3
maken bouwsteen 3.2 en 3.3
Pak je agenda!!

Slide 36 - Tekstslide