oefentoets EHBO

oefentoets
EHBO 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Safety and Security EHBOMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefentoets
EHBO 

Slide 1 - Tekstslide

Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 2 - Quizvraag

Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 3 - Quizvraag

EHBO heb je nodig bij alle uniform beroepen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Iemand die verdrinkt die
A
Hij/zij heeft net zijn mond boven water
B
Hij / zij zwaait met de armen
C
roept luidt om hulp

Slide 5 - Quizvraag

uit een sprinkler op school komt per minuut
A
50 liter water
B
150 liter water
C
100 liter water
D
125 liter water

Slide 6 - Quizvraag

Als er brand is dan gaan alle sprinklers tegelijk aan
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet je doen als iemand een bloedneus heeft?

Slide 8 - Open vraag

Wat is eigenlijk een blauwe plek?

Slide 9 - Open vraag

Wat is geen aanleiding om in shock te raken?
A
Hevig bloedende wonden.
B
Hartinfarct.
C
Hoge bloeddruk.
D
Inwendige bloedingen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een shock?
A
Er gaat elektrische stroom door het lichaam van het slachtoffer
B
Er stroomt onvoldoende bloed en zuurstof door het lichaam
C
Het slachtoffer is erg geschrokken
D
Het slachtoffer is hyperactief

Slide 11 - Quizvraag

Wat moet je altijd doen tijdens het behandelen van een brandwond?
(meerdere antwoorden zijn goed)
A
Koelen en de losse kleding en sieraden verwijderen
B
Je moet de kleding altijd uit de wond halen
C
Verkoelende zalf op de wond smeren
D
Kleding die vastgeplakt zit moet je nathouden

Slide 12 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren bij verslikking?
A
je kunt bewusteloos raken
B
je wordt wit/bleek in het gezicht
C
je ademhaling blijft gewoon doorgaan
D
de ademhaling kan soms helemaal stoppen

Slide 13 - Quizvraag

Waaraan herken je een eerstegraads brandwond?
A
De huid is rood en dik en het doet pijn
B
Er zijn blaren met geel vocht
C
De huid is zwart en doet heel veel pijn
D
het slachtoffer voelt geen pijn

Slide 14 - Quizvraag

Wat doe je bij een eerstegraads brandwond?
A
Je koelt het met ijs
B
Je plakt de brandwond af met huishoudfolie
C
Je koelt het onder lauw, zacht stromend water
D
Je brengt het slachtoffer naar het ziekenhuis

Slide 15 - Quizvraag

Welke soort brandwond doet het meeste pijn?
A
De eerstegraads brandwonden
B
De tweedegraads brandwonden
C
De derdegraads brandwonden

Slide 16 - Quizvraag

Wat mag je absoluut niet doen bij een tweedegraads brandwond?
A
Koelen met lauw water
B
De blaren door prikken
C
Afdekken met huishoudfolie
D
De sieraden af doen

Slide 17 - Quizvraag

Wat doe je als iemand een brandwond krijgt maar er geen kraan in de buurt is?
A
Dan doe je niks en wacht je tot de pijn weg gaat
B
Dan zoek je een andere waterbron, zoals een sloot
C
Dan blijf je zoeken tot je een kraan hebt gevonden

Slide 18 - Quizvraag

Wat MOET je weten over een cliënt als het om insectenbeten gaat.
A
Of een cliënt hier allergisch voor is
B
Of een cliënt hier bang voor is
C
Of een cliënt hier veel jeuk van krijgt
D
-

Slide 19 - Quizvraag

Wat doe je als iemand is flauwgevallen, meerdere antwoorden zijn goed
A
controleer bewustzijn en ademhaling
B
knellende kleding losmaken
C
na 3 minuten rechtop laten zitten
D
bij abnormale ademhaling in stabiele zijligging leggen

Slide 20 - Quizvraag

Bij flauwvallen:
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Vallen de reflexen, zoals slikken uit
B
Is er sprake van licht, kortdurend bewustzijnsverlies
C
Is de spierspanning verdwenen
D
Reageert het slachtoffer lichtjes

Slide 21 - Quizvraag

Je ziet iemand flauwvallen. Wat doe je?
A
Je rent weg
B
Je legt die persoon op zijn/haar zij
C
Je checkt de ademhaling, bij ademhaling leg je de persoon op de stabiele zijligging
D
Je checkt de ademhaling, bij ademhaling: reanimeren

Slide 22 - Quizvraag

Bij flauwvallen in er sprake van kort durend bewustzijnsverlies
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is dit voor wond?
A
Snijwond
B
Brandwond
C
Schaafwond
D
Schuifwond

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor wond zie je hier?
A
Brandwond
B
Schaafwond
C
Doorligwond
D
Snijwond

Slide 25 - Quizvraag

Welke graad brandwond is dit?
A
1e graads
B
2e graads
C
3e graads
D
4e graads

Slide 26 - Quizvraag

1
2
3
4
5
Ga na wat er gebeurd is en wat het slachtoffer mankeert.
Help het slachtoffer ter plaatse
Let op gevaar
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
Zorg voor professionele hulp

Slide 27 - Sleepvraag