In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Cursus 1 Meer dan lezen
§5 Hoofd- en bijzaken
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
- Ik kan het verschil tussen hoofd- en bijzaken uitleggen.
- Ik kan een hoofdzaak herkennen in een tekst.
- Ik kan een bijzaak herkennen in een tekst.
Slide 2 - Tekstslide
Onthoud:
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken
Slide 3 - Tekstslide
Waar vind je hoofdzaken?
Slide 4 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken vind je in:
- Inleiding of slot (hele tekst);
- Eerste of laatste zin (alinea --> kernzin).
Dat is dan de belangrijkste zin van de alinea. In de zinnen ervoor of erna staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld van iets uit de belangrijkste zin.
Er zijn woorden waaraan je kunt zien dat er een voorbeeld of een uitleg volgt: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals of onder andere (signaalwoorden).
Slide 5 - Tekstslide
Waarom moet je dit weten?
Als je een tekst moet onthouden, kun je de belangrijkste informatie in een samenvatting zetten.
Hierin zet je dus alleen hoofdzaken.
Slide 6 - Tekstslide
Samenvatten
Belangrijkste zinnen van alinea’s onder elkaar zetten (kernzinnen);
Voorbeelden of lange uitleg = meestal niet in je samenvatting (bijzaken);
Beginnen of eindigen met hoofdgedachte van de tekst (het belangrijkste wat schrijver zegt in een zin).
Slide 7 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken: Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken uit de tekst
B
Extra uitleg
C
De eerste zin van elke alinea
D
De minst belangrijke zaken uit de tekst
Slide 8 - Quizvraag
Hoofd-en bijzaken staan nooit samen in één alinea.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Een kernzin bevat ....
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofd- en bijzaken
Slide 10 - Quizvraag
Markeer in je tekst:
- Van elke alinea de hoofdzaak (kernzin) groen
- Twee bijzaken in de tekst rood
- Twee woorden blauw waar je de betekenis niet van weet.
Slide 11 - Tekstslide
Lees de volgende uitspraken over hoofd- en bijzaken.
1. Hoofdzaken staan meestal alleen in het begin van een tekst. 2. Als je een signaalwoord ziet, weet je dat er een bijzaak volgt.
Welke uitspraak over hoofd- en bijzaken is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Alleen uitspraak 2 is juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 12 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?
In Nederland mag acht uur per jaar, van 31 december 18:00 uur tot 1 januari 02:00 uur, vuurwerk afgestoken worden.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 13 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?
Het komt bijvoorbeeld tot uiting op Koningsdag, een nationale feestdag die eind negentiende eeuw voor het eerst gevierd wordt.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 14 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak? Er zijn mensen die zeggen dat dat nou eenmaal het risico is van vuurwerk en dat je daar zelf voor zou moeten mogen kiezen.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 15 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?
De afgelopen jaren wordt het Oranjegevoel vooral gewekt in de Nederlandse sport.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 16 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?
Het gaat dan niet meer om 'schattige' sterretjes of 'nare' rotjes, maar om heuse vuurwerkbommen met letterlijk de kracht van een granaat
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 17 - Quizvraag
Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?
Maar liefst 4,1 miljoen kijkers stemden in Nederland af op de finale en de Leeuwinnen kregen een grootse huldiging in Utrecht.