4T Writing lesson 2

Writing - Formal Letter
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Writing - Formal Letter

Slide 1 - Tekstslide

Today:
  • Writing: A formal letter
  • How to write a formal letter
  • Useful phrases

Slide 2 - Tekstslide

Formal letter:
When writing to someone you don't know... For example:
  • Letter of complaint
  • Application Letter
  • Proposal

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

The end
- Yours sincerely als je de naam van degene schrijft wel weet
- Yours faithfully als je de naam van de persoon waarnaar je schrijft niet weet. 

-> Kind regards wordt op de toets ook goedgekeurd


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat moet de aanhef zijn als je de ontvanger NIET kent?
A
Dear Mr/Ms/Mrs,
B
Dear Mr/Mrs,
C
Dear Sir/Madam,
D
Dear sir/madam,

Slide 9 - Quizvraag

Stel je schrijft de brief naar een vrouw die Lucy Smith heet, wat wordt dan de aanhef?
A
Dear Mrs Smith,
B
Dear Miss Smith,
C
Dear Lucy,
D
Dear Mrs. Smith,

Slide 10 - Quizvraag

Yes or no: moet je na elke alinea een witregel gebruiken?
A
Yes
B
No

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

A

Gebruik je als het woord erachter met een medeklinkerklank begint

A book
A house
A unicorn 
(uitspraak  = junicorn)
An

Gebruik je als het woord erachter met een klinkerklank begint

An apple
An umbrella
An hour
(uitspraak = our)

Slide 13 - Tekstslide

... ear
A
A
B
An

Slide 14 - Quizvraag

... uniform
A
A
B
An

Slide 15 - Quizvraag

... hour
A
A
B
An

Slide 16 - Quizvraag

... house
A
A
B
An

Slide 17 - Quizvraag

there vs. they're vs. their

Slide 18 - Tekstslide

Look over...
A
their
B
they're
C
there

Slide 19 - Quizvraag

That's not ... bikes.

A
there
B
they're
C
their

Slide 20 - Quizvraag

..... not here.

A
there
B
they're
C
their

Slide 21 - Quizvraag

____ house is over ____.
A
There, their
B
They're, there
C
Their, they're
D
Their, there

Slide 22 - Quizvraag

I can't believe ____ leaving ____ bike ____!
A
their, there, they're
B
they're, there, their
C
they're, their, there
D
there, their, they're

Slide 23 - Quizvraag

your vs. you're

Slide 24 - Tekstslide

.... teacher is very nice!
A
Your
B
You're

Slide 25 - Quizvraag

_____ all very nice students!
A
Your
B
You're

Slide 26 - Quizvraag

By doing this quiz, ____ practicing ____ English.
A
your, your
B
your, you're
C
you're, your
D
you're, you're

Slide 27 - Quizvraag

Word order

Slide 28 - Tekstslide

Word order

Slide 29 - Tekstslide

Adverbs of frequency

(Woorden die aangeven hoe vaak iemand iets doet)

Slide 30 - Tekstslide

Waar staan adverbs of frequency?
You always walk to school             -> komt voor het werkwoord

I am sometimes late for school  -> komt na het werkwoord to be

I have never walked to school    -> komt voor het laatste w.w.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Tip #2
Check of er een leestekst bij de opdracht zit. Zo ja? Lees deze eerst door. 

Slide 33 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 34 - Tekstslide