Isobaren zijn de lijnen op de weerkaarten die punten verbinden met dezelfde luchtdruk, met druk kan je zien of een plek een hoge- of lagedrukgebied boven zich heeft. Als je dan weet waar de hoge- en lagedrukgebieden liggen, kan je ook beredeneren hoe de wind beweegt. Namelijk van hoog luchtdrukgebied naar een laag luchtdrukgebied, met een afwijking naar rechts op het noordelijke halfrond en naar links op het zuidelijke. Daarnaast hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen hoe sterker de wind wordt.