Herhalen 4.1 + 4.2 2hv

Herhalen 4.1 + 4.2 + 4.3
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalen 4.1 + 4.2 + 4.3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waarom droegen mannen pruiken in de 18e eeuw?
A
Dat vonden ze mooi
B
Dat was verplicht
C
Om te laten zien hoe rijk en belangrijk ze waren
D
Het was mode onder alle lagen van de bevolking

Slide 3 - Quizvraag

Met welke twee Europese landen ging het in de 18e eeuw financieel goed?

A
Nederland en Engeland
B
Frankrijk en Nederland
C
Frankrijk en Engeland
D
Engeland en Duitsland

Slide 4 - Quizvraag

Wie vormden de eerste stand?

A
Adel
B
Geestelijken
C
Burgerij
D
Boeren

Slide 5 - Quizvraag

Horen de uitspraken van absolute vorsten of verlichte denkers?
Absolute vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen

Slide 6 - Sleepvraag

Mensen kregen andere ideeën over godsdienst
A
Oorzaak van de verlichting
B
Gevolg van de verlichting

Slide 7 - Quizvraag

Zet de uitspraken in de juiste kolom
Een idee vóór de verlichting
Een idee van de verlichte denkers
Alle gebeurtenissen in het leven kun je logisch uitleggen
In Frankrijk moet iedereen een katholiek zijn
God regelt alles wat in het leven van mensen gebeurt
In Frankrijk moeten mensen zelf bepalen wat ze geloven

Slide 8 - Sleepvraag

Waren de verlichte denkers hier voor of tegen?
Verlichte denkers zijn voor
Verlichte denkers zijn tegen
Vrijheid van meningsuiting
Ongelijkheid
Vrijheid van godssdienst
Gelijke rechten voor iedereen

Slide 9 - Sleepvraag

Mensen hadden veel wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen gedaan
A
Oorzaak van de verlichting
B
Gevolg van de verlichting

Slide 10 - Quizvraag

Horen de uitspraken van absolute vorsten of verlichte denkers?
Absolute vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen

Slide 11 - Sleepvraag

Noem twee privileges

timer
1:30

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Waarom voelden veel Amerikanen zich niet verbonden met het moederland?
A
Ze wilden niks met Engeland te maken hebben
B
Ze wilden voor 1763 al onafhankelijk worden
C
De meeste Amerikanen waren in Amerika geboren

Slide 14 - Quizvraag

Hoe wordt de gebeurtenis genoemd waarbij alle thee overboord werd gegooid van de schepen?
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving: Staat waarin het staatsgezag is verdeeld tussen een centrale staat en deelstaten.
A
Dekolonisatie
B
Federatie
C
Grondwet
D
Amerikaanse Revolutie

Slide 16 - Quizvraag

Wat stond er in de Bill of Rights?
A
De grondrechten van de burgers
B
De grondwet
C
De regels van het moederland
D
De onafhankelijkheidsverklaring

Slide 17 - Quizvraag

Wat was een oorzaak van de Amerikaanse Revolutie?
A
Het eigen bestuur van de kolonies werd afgepakt
B
Amerikanen wilden geen belasting betalen
C
George Washington pleegde een staatsgreep

Slide 18 - Quizvraag

1
2
3
4
Het Congres roept de onafhankelijkheid uit
De VS wordt als onafhankelijk erkend
De Amerikanen moeten belasting betalen aan de britten
Het congres vormt een leger

Slide 19 - Sleepvraag

Welke verlichte denker zal de inspiratie zijn geweest voor de inrichting van het bestuur in de VS?
A
John Locke
B
Montesquieu
C
Voltaire
D
Diderot

Slide 20 - Quizvraag

Sleep de juiste woorden en figuren naar de juiste macht.
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechtsprekende macht
President
Congres
Hooggerechtshof
Huis van Afgevaardigden
Vice-president
Onafhankelijke rechters
Senaat

Slide 21 - Sleepvraag

Zet in chronologische volgorde
Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen
Rousseau schrijft dat het volk meer macht zou moeten hebben
Bestorming van de Bastille
Onthoofding van Lodewijk XVI
Robespierre aan de macht 
nationale vergadering wordt opgericht

Slide 22 - Sleepvraag

Locke 
Montesquieu
Rousseau
de wetgevende en de uitvoerende macht zijn verdeeld
ieder mens heeft grondrechten, de koning bewaakt deze 

driemachtenleer
het volk moet inspraak hebben op het bestuur

Slide 23 - Sleepvraag

1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting 
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles

Slide 24 - Sleepvraag

Wat is een directe oorzaak van de Franse Revolutie? (2 antwoorden)
A
Lodewijk XVI roept de Staten Generaal bijeen
B
Leden van de 3e stand verzamelen klachten
C
Inwoners van Parijs bestormen de Bastille
D
Boeren komen in opstand tegen hun landheren

Slide 25 - Quizvraag

Op welke datum herdenkt Frankrijk jaarlijks de Franse revolutie?
A
14 juli
B
27 april
C
4 juli
D
9 november

Slide 26 - Quizvraag

Wat wilden de burgers bereiken tijdens de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, democratie
C
Kiesrecht, gelijkheid, broederschap
D
Kiesrecht, afschaffen privileges, democratie

Slide 27 - Quizvraag

Hoe werd er gestemd voorafgaand aan de Nationale vergadering?
A
Per stand
B
Per hoofd
C
Wie het meeste geld had kon meer stemmen
D
Hoe machtiger je familie hoe vaker jouw stem telde

Slide 28 - Quizvraag

waar of niet waar?
In de nieuwe Franse grondwet heeft de koning geen macht meer
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat stond er NIET in de nieuwe grondwet?
A
Alle Fransen hadden dezelfde rechten en plichten
B
De koning had niet langer alle macht
C
Nieuwe wetten moesten door de Nationale Vergadering worden goedgekeurd
D
Iedereen moest belasting betalen behalve de arme boeren

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we de volgelingen van Robespierre? (twee antwoorden mogelijk)
A
Gematigden
B
Jakobijnen
C
Radicalen
D
Terroristen

Slide 31 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de onthoofding van Robespierre. Hij was één van de velen die de dood vonden

In welke periode vond deze gebeurtenis plaats?
A
In de periode waarin Frankrijk een constitutionele monarchie was.
B
Tijdens de regering van Lodewijk XVI.
C
Tijdens de Terreur.

Slide 32 - Quizvraag

Bekijk de prent.

Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.

Slide 33 - Quizvraag

Deze toets gaat over het tijdvak Pruiken & Revoluties.

Wanneer eindigt dit tijdvak?
A
Rond 1600
B
Rond 1700
C
Rond 1800
D
Rond 1900

Slide 34 - Quizvraag

In 1791 werd Frankrijk een ........... monarchie.
A
constitutionele
B
revolutionaire
C
republikeinse
D
koninklijke

Slide 35 - Quizvraag

De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering.

Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale

Slide 36 - Quizvraag

Wie stellen de mannen op de afbeelding voor? Voor welke groep of persoon staan ze symbool?
Adel
Geestelijkheid
Derde stand
Koning

Slide 37 - Sleepvraag

Waar of niet waar: 60% van de bevolking behoorde tot de 3e stand.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

De manier van besturen waarbij de koning alle macht heeft?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Rechtsstaat
D
Absolutisme

Slide 39 - Quizvraag

Een revolutie is...
A
Wanneer mensen in opstand komen.
B
Grote en snelle verandering. Vaak met veel geweld.
C
Wanneer je niet tevreden bent met de koning.
D
Alle antwoorden zijn JUIST.

Slide 40 - Quizvraag

In welk jaar brak de Franse revolutie uit?
A
1629
B
1789
C
1804
D
1555

Slide 41 - Quizvraag

Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.

Slide 42 - Sleepvraag

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 43 - Quizvraag

In 1791 werd Frankrijk een constitutionele monarchie. Wat was het meest directe gevolg voor koning Lodewijk XVI?
A
De koning moest vluchten naar Varennes.
B
De koning moest zich houden aan de wet.
C
De koning raakte al zijn rechten kwijt.
D
Lodewijk mocht geen koning meer zijn.

Slide 44 - Quizvraag

Verlichting
Voor de tijd van de Verlichting.
Denken met je verstand.
traditie
Wetenschap wordt belangrijk.
Het volk krijgt meer invloed.
Gelijkwaardigheid.
Vastleggen rechten en plichten .
De grondwet wordt ingevoerd.
Onderzoek en experiment.
Standenmaatschappij.
Een kleine groep mensen heerst.
Absolutisme.
Eise Eisinga bouwt eht zonnestelsel.
Pruik.

Slide 45 - Sleepvraag

Lees eerst de bron.

Is de schrijver een
verlicht denker?
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quizvraag