Voorbereiding schoolexamen 1+2

Programma
Herhaling H1+H2
Met LessonUp
Met woordweb
Met oefeningen rekenvragen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling H1+H2
Met LessonUp
Met woordweb
Met oefeningen rekenvragen

Slide 1 - Tekstslide

Nog ff controleren:

Opgaven over productiviteit

Slide 2 - Tekstslide

H1 Werken voor
de winst

Slide 3 - Woordweb

PO??
Nog steeds niet!!!

Slide 4 - Tekstslide

Welke begrippen kan je aan elkaar koppelen??

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Woordweb

Wat betekent produceren?

Slide 11 - Tekstslide

Productiefactoren
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap
Kapitaal:
alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
Arbeid:
de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
Natuur:
Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap:
de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Slide 12 - Tekstslide

Er zijn 4 productiesectoren:
  1. Primaire sector: landbouw, mijnbouw en visserij.
  2. Secundaire sector: industrie & bouw.
  3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (bijv. winkels,)
  4. Quartaire sector: niet-commerciële instellingen (bijv. scholen, brandweer)



Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Noem nog een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 15 - Open vraag

Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde = nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 16 - Quizvraag

Omzet
De omzet is het totaal wat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.
Omzet noem je ook wel verkoopwaarde of opbrengst van de verkopen.

omzet = afzet x prijs

Slide 17 - Tekstslide

Hoe bereken je de nettowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
brutowinst - bedrijfskosten
C
omzet - brutowinst
D
omzet - brutowinst - bedrijfskosten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 19 - Quizvraag

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

H2 Werkloos

Slide 21 - Woordweb

Welke begrippen kan je aan elkaar koppelen??

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Woordweb

Slide 26 - Woordweb

6

Slide 27 - Video

een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
frictiewerkloosheid

Slide 28 - Quizvraag

03:28
Een strandtent gaat failliet. wat voor werkloosheid is dat?
A
Conjunctureel
B
Frictie
C
Structureel
D
Regionaal

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele

Slide 30 - Quizvraag

03:28
Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
Conjunctuur
B
Frictie
C
Structureel
D
Regionaal

Slide 31 - Quizvraag

03:28
Leg uit wat conjuncturele werkloosheid is?

Slide 32 - Open vraag

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 33 - Quizvraag

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod.
B
vraag.

Slide 34 - Quizvraag

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen.
B
werknemers.
C
werkzoekenden.
D
werklozen.

Slide 35 - Quizvraag

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 36 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 37 - Quizvraag

Oefenen met rekenen
Coen deelt uit

Slide 38 - Tekstslide