Waar kijk je naar als je een vraag krijgt over de 'voorstelling' van een kunstwerk?
A
Naar de mening die de kunstenaar wil overbrengen
B
Naar het Wie, Wat en Waar. Dus het verhaal van het kunstwerk.
C
Naar de functie van het kunstwerk
D
Naar de vormgeving van het kunstwerk
Slide 14 - Quizvraag
Als het bij voorstelling om een mensfiguur gaat, dan kun je kijken naar:
Slide 15 - Woordweb
ANTWOORD:
- Uitdrukking
- Houding
- Gebaar
-Blikrichting
- Attribuut
Slide 16 - Tekstslide
Noem zoveel mogelijk vormgevingsaspecten
Slide 17 - Open vraag
Laatste avondmaal, Leonardo da Vinci 1495 - 1498
Slide 18 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een voorstellingsaspect en een vormgevingsaspect hoe de aandacht op Jezus wordt gelegd.
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Een stilleven is
A
Hoop dingen bij elkaar
B
Voorwerpen in een groep
C
Een verzameling levenloze voorwerpen
D
Een rommelige tafel
Slide 21 - Quizvraag
Wat is plasticiteit?
Slide 22 - Woordweb
Slide 23 - Tekstslide
Omschrijf de hanteringswijze
Slide 24 - Open vraag
Welk kleurcontrast herken je? En waar zie je dit contrast?
Slide 25 - Woordweb
!LET OP
Schrijf ALTIJD het vormgevingsaspect op voordat je hem gaat omschrijven, bijvoorbeeld: RUIMTE: er is overlapping en afsnijding te zien.
zorg dat je zo duidelijk mogelijk bent in je antwoord.
Bij een vergelijking omschrijf altijd beide kunstwerken!
Schrijf niet je mening op, beschrijf alleen feiten. Praat dus niet over leuk, stom, gek, vreemd, grappig of raar. ( tenzij hierom gevraagd wordt natuurlijk ;)
Slide 26 - Tekstslide
BELANGRIJKSTE TIP
Blijf duidelijk in je antwoord!
Met alleen 'gezicht' of 'kleur' zeg je eigenlijk niets .
Gebruik liever 2 woorden, zoals:
Glimlachend gezicht
Sombere kleur
Slide 27 - Tekstslide
OEFEN OEFEN OEFEN
Zorg dat je alle kennis bezit van kunstbeschouwing deel 1 en Kunstgeschiedenis deel 2 H4 en H5
Weet wanneer je moet kijken naar voorstelling en wanneer naar vormgeving.