3.4 De regering regeert

3.4 De regering regeert 
@MixedSignalSociety
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.4 De regering regeert 
@MixedSignalSociety

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. herhalen
2. belangrijkste begrippen
3. uitleg
4. opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Wie is geen ambtenaar?
Welke van de onderstaande beroepen is geen ambtenaar?
A
Leraar
B
Politie
C
Militair
D
Tandarts

Slide 3 - Quizvraag

De politiek gaat over het algemeen belang. Wat is GEEN algemeen belang?
A
goed onderwijs voor iedereen
B
goedkope en goede zorg
C
goedkope kleding
D
goede straatverlichting

Slide 4 - Quizvraag

Bij een indirecte democratie:

A
kiest de bevolking politici die voor hen besluiten nemen.
B
stemt de bevolking zelf over elk besluit.
C
kiest de bevolking in een referendum de volksvertegenwoordigers.
D
nemen de kiezers en de volksvertegenwoordigers samen in een referendum de besluiten.

Slide 5 - Quizvraag

Actief stemrecht is het recht om te mogen stemmen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

POLITIEK LINKS
POLITIEK RECHTS

gelijkheid
Actieve overheid
Passieve overheid
Vrijheid

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is het doel van compromissen?
A
Alle partijen een beetje toegeven
B
Slechts één partij laten toegeven
C
Alles krijgen wat je wilt
D
Geen toegevingen doen

Slide 8 - Quizvraag

De christendemocratische stroming
A
Baseren zich op de Bijbel en de christelijke tradities
B
draait om het goed verzorgen van de aarde
C
Komen op voor de zelfstandige ondernemers
D
Vinden vrijheid en onafhankelijkheid erg belangrijk

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN politieke stroming?
A
Hedonisme
B
Liberalisme
C
Sociaal-democratie
D
Christen-democratie

Slide 10 - Quizvraag

GroenLinks is een ... stroming
A
Sociaaldemocratische
B
Christendemocratische
C
Liberalistische

Slide 11 - Quizvraag

De liberale stroming:
A
Komt op voor de ondernemers. Vindt vrijheid erg belangrijk
B
draait om het verbeteren van het milieu
C
Baseert zich op de Bijbel en de christelijke traditie
D
komt op voor solidariteit

Slide 12 - Quizvraag

Begrippen:
  • Ministers
  • Kabinet
  • De regering
  • Regeerakkoord
  • Staatsecretarissen
  • Wetsvoorstel 
  • Staatshoofd
  • Troonrde
  • Miljoenennota
  • Rijksbegroting 

Slide 13 - Tekstslide

DE REGERING:
De koning & ministers 

Slide 14 - Tekstslide

KABINET 
Ministers & staatssecretarissen  
(het dagelijks bestuur van ons land)

Slide 15 - Tekstslide

Tweede Kamer
Alle democratisch gekozen partijen
150 zetels

Slide 16 - Tekstslide

Eerste Kamer
75 Leden
Tweede Kamer 
150 Leden
Het Parlement 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Regeerakkoord:
De grootste partij zoekt na de verkiezingen partijen die met hen willen samenwerken.
Samen hebben ze een meerderheid nodig.
Zijn ze het eens? Dan schrijven ze een regeerakkoord. Daarna vormen ze samen de regeringspartijen.

Regeerakkoord: de plannen van de regering voor de komende jaren.


Slide 19 - Tekstslide

Ministers en staatssecretarissen

In het kabinet zitten ministers en staatssecretarissen die elk een eigen taak hebben.

Ministers krijgen ondersteuning van duizenden ambtenaren. Ook hebben de meeste ministers hulp van een staatssecretaris = Een soort assistent-minister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van een minister.


Slide 20 - Tekstslide

Minister President:
De minister-president (ook wel premier genoemd) is de leider van het kabinet.
Hij is de belangrijkste minister en is de voorzitter als de regering vergadert.

Slide 21 - Tekstslide

Ministers werken samen:

Elke vrijdag komen alle ministers bij elkaar. Ze maken samen plannen en wetsvoorstellen.

Ministers maken alleen wetsvoorstellen! Een wet wordt pas aangenomen als de Tweede Kamer en Eerste Kamer ermee instemmen.


Slide 22 - Tekstslide

Taken van de koning: 
De koning is het staatshoofd. Hij is lid van de regering, maar heeft vrijwel geen macht. Zijn taken zijn:
  • Een handtekening zetten onder alle wetten.
  • De troonrede voorlezen op Prinsjesdag.
  • Overleg voeren met de minister-president.
  • Ons land vertegenwoordigen in het buitenland.
  • Ministers en staatssecretarissen beëdigen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Noem drie belangrijke onderdelen van Prinsjesdag.

Slide 26 - Open vraag

Maken:
Kader blz. 42
Maken: 1, 2, 3, 9 en 10

Basis blz. 75
Maken: 1, 2, 3, 4 en 7

Slide 27 - Tekstslide