Vlog / Pleidooi havo 2022-2023

VLOG / Pleidooi
HAVO 4


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VLOG / Pleidooi
HAVO 4


Slide 1 - Tekstslide

HET DOEL VAN DE LESSEN

  • Je leert hoe een goede tekst is opgebouwd;
  • Je leert wat een betoog is;
  • Je leert een goed bouwplan te maken;
  • Je kunt het geleerde toepassen en zelf een betoog schrijven;
  • Je kunt het betoog presenteren als vlog.

Slide 2 - Tekstslide

Pleidooi
In de Van Dale staat bij pleidooi: een betoog van iemand die iets gedaan wil krijgen. Wanneer je een betoog houdt, wil je dus dat mensen warm lopen voor jouw voorstel. Dat gaat niet zomaar: je zult goede argumenten moeten aanvoeren.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Opdracht 
Het afgelopen jaar heb je voor Nederlands vier  boeken gelezen van verschillende auteurs. De bedoeling van deze opdracht is dat jij wil dat jouw favoriete schrijver of hoofdpersoon uit een boek een straat, plein of laan naar zich vernoemd krijgt.
In jouw woonplaats zijn er waarschijnlijk ook straten naar personen vernoemd. Veel steden kennen zelfs een schrijversbuurt, een komieken- of een muziekwijk. Weet jij trouwens wie bepaalt welke naam een straat krijgt en wie uiteindelijk beslist dat het een straat wordt en geen laan of steeg? Denk je dat mensen in bijvoorbeeld de Multatuli- of Lou Costellostraat eigenlijk wel weten wie de persoon is naar wie hun straat vernoemd is en zouden zij van de gemeente informatie hebben gekregen over die persoon toen ze in de straat kwamen wonen?

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht (vervolg)
 Tijdens de voorbereiding van jouw pleidooi moet je een onderzoekje doen naar aanleiding van bovenstaande vragen. Het is immers toch de bedoeling dat je publiek na afloop van je pleidooi denkt: "Wat stom eigenlijk dat we nog geen straat naar deze persoon hebben vernoemd."

Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk
1 . Bepaal welke van de vier gelezen auteurs  of welk hoofdpersoon uit een van de boeken volgens jou een straatnaam verdient. Kom je er niet uit, overleg dan even met je docent.
2. Vertel je docent voor wie jij een pleidooi wilt houden. Als je keuze wordt goedgekeurd, dan kan je aan de slag.
3. Verzamel via betrouwbare bronnen alles wat je over de door jou gekozen persoon kan vinden.
4. Vul je bouwplan in.





Slide 7 - Tekstslide

Aan het werk (vervolg)
5. Schrijf je pleidooi (betoog) volgens de gevraagde structuur. Let op: je betoog moet bruikbaar zijn voor jouw vlog.
6. Laat je tekst door een medeleerling controleren.
7. Maak een Powerpoint (of een LessonUp of een ...).
8. Maak een spreekplan (lijkt op bouwplan).
9. Neem je vlog op.
10. Lever alles in.

Slide 8 - Tekstslide

Let op
1. Je pleidooi (betoog)  wordt uiteindelijk beoordeeld op inhoud, taalgebruik en presentatie. De theorie in Nieuw Nederlands is een belangrijke informatiebron!
2. Houd steeds het tijdpad in de gaten. Je docent geeft aan wanneer bepaalde onderdelen echt af moeten zijn.
3. Bereid een volg van minimaal 4 en maximaal 8 minuten voor. Je maakt er een PowerPoint of een LessonUp of een ... bij.
4. Je mag je uitgeschreven pleidooi niet voor je houden tijdens het spreken. Wel een spiekbriefje (bouwplan).


Slide 9 - Tekstslide

Inleveren
Nadat jouw vlog opgenomen is, lever je in:
  • Bouwplan
  • Tekst van je pleidooi
  • Bronnenlijst volgens APA
  • Spreekplan
  • Vlog van pleidooi
  • Powerpoint/ beeldmateriaal

Slide 10 - Tekstslide

Beoordeling

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

En nu jullie!

Slide 28 - Tekstslide

Nogmaals wat theorie?

Slide 29 - Tekstslide

THEORIE: TEKSTDOEL
  • Het tekstdoel van een betoog is dus overtuigen;
  • Je noemt argumenten die jouw mening verdedigen;
  • Je kan ook een tegenargument weerleggen;
  • De lezer neemt jouw mening over en is het eens met jouw stelling;

  • Je gaat een betoog schrijven waarin drie verschillende argumenten de lezer overtuigen van jouw stelling/mening/standpunt;

Slide 30 - Tekstslide

THEORIE:HOOFDGEDACHTE
  • Bepaal eerst de hoofdgedachte: Het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen in één zin.
  • Precies...je stelling dus!
 
  • Enkele voorbeelden:

* Nederland moet veel meer vluchtelingen opnemen.
* We moeten veel meer vluchtelingen opnemen in ons land.

Slide 31 - Tekstslide

THEORIE: BOUWPLAN
  • De informatie voor het betoog wordt uit artikelen gehaald;
  • Je geeft 3 argumenten voor en 2 argumenten tegen die ook beide weerlegd worden;

  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt opgeschreven;
  • Jullie krijgen van de docent een blanco bouwplan op papier.

Slide 32 - Tekstslide

THEORIE: BOUWPLAN
NOTEER EERST:

  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het schrijfdoel: overtuigen;
  • ... het publiek: voor wie is de tekst bedoeld
  • ... de hoofdgedachte
  • ... de tekststructuur (argumentatiestructuur)

  • Daarna ga je het bouwplan per alinea invullen. De docent legt het uit aan de hand van de volgende voorbeelden:

Slide 33 - Tekstslide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1of2     * Anekdote                                                                       Bla bla bla...
                                                 Stelling                                                          
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                   3           *Argument 1  (voor):                                                      Bla, bla, bla
                                                Ten eerste blijkt dat het een goed plan is
                                                 want bla, bla, bla       
                                    4         * Argument 2 (voor):
                                                 Vervolgens blijkt uit onderzoek dat...                              Bla bla bla
   MIDDENSTUK         5           * Argument 3 (voor)

                                    6           *Argument 1 (tegen met weerlegging)
                                                   Mevouw Van Dieren (Voorzitter van de vereniging van)                                    
                                                   vindt het niet goed, want bla, bla, bla, maar,                 Bla, bla, bla
                                     7          *Argument 2 (tegen met weerlegging)                         Bla, bla, bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter    Bla,bla,bla


Slide 34 - Tekstslide

Betrouwbare bronnen:

Voorbeelden (LexisNexis):
  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool
  • Literom
  • ...

Slide 35 - Tekstslide

HOE IS EEN GOEDE TEKST OOK ALWEER OPGEBOUWD?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

OPBOUW BETOOG

Slide 38 - Tekstslide

THEORIE: INLEIDING 
INLEIDING: (bestaat uit 1, 2 of 3 alinea's)
A: aandacht van de lezer trekken; 
  • voorbeeld / anekdote;
  • geschiedenis;
  • actualiteit;

B: onderwerp introduceren;

C: het standpunt noteren.



Slide 39 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK
ARGUMENTEN

Slide 40 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK 
  • In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken;
  • Het middenstuk bestaat uit 5 alinea's: 3 argumenten voor en 2 argumenten tegen + ontkrachting;
  • Let op: je gaat de lezer overtuigen van het standpunt;

  • ALINEA'S
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (het argument);
  • Geef uitleg en een voorbeeld bij het argument (AUB);
  • Denk aan de signaalwoorden .

Slide 41 - Tekstslide

Theorie: een sterk argument
Het is heel belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Als je je argument goed uitlegt, dan heb je een sterk argument. Een argument goed
uitleggen doe je door het nemen van drie stappen:

1. Eerst zeg je wat het argument (A) is.
2. Dan leg je het argument uit (U).
3. Tot slot geef je een voorbeeld: ‘Bijvoorbeeld, (B) ...’

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

ALINEA'S VERBINDEN
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel.

Middenstuk: 

  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 5: Als laatste ... 
  • Alinea 6: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 45 - Tekstslide

THEORIE (HET SLOT)
  • Het slot bestaat uit 1 alinea
  • De hoofdgedachte komt natuurlijk terug in het slot, dit mag ook in andere woorden;
  • Geef een conclusie;

  • TIPS :-)

  • Maak de cirkel 'rond'. Dat wil zeggen dat je in het slot terugkomt op wat je in de inleiding hebt verteld;
  • Houd het slot kort (ongeveer 5 à 10 zinnen);
  • Probeer de tekst af te sluiten met een krachtige zin;

  • NIET DOEN :-(

  • Een nieuw deelonderwerp introduceren;
  • Zet geen EINDE onder je tekst.

Slide 46 - Tekstslide