Domein B2 en C1 Stofwisseling van de cel - PLS1337

Eiwitsynthese

Groot idee van de Biologie

Organismen zijn aangepast om te functioneren in de omgeving waarin ze voorkomen.
Wat is het?
Wat moet het kunnen en hoe werkt dat?
Voeden?
Voortplanten?
Verdedigen?
Informatie verwerken?
Hoe aanpassen?
Welke relatie met de omgeving?


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eiwitsynthese

Groot idee van de Biologie

Organismen zijn aangepast om te functioneren in de omgeving waarin ze voorkomen.
Wat is het?
Wat moet het kunnen en hoe werkt dat?
Voeden?
Voortplanten?
Verdedigen?
Informatie verwerken?
Hoe aanpassen?
Welke relatie met de omgeving?


Slide 1 - Tekstslide

Eindexamentraining

Dierencel
Plantencel:
Celmembraan
Celwand
DNA in celkern
Vacuole
Korrels
-bladgroen
-zetmeel
-Kleurstoffen

5.Celmem-braan

Bacteriecel
Geen celkern
DNA los in cytoplasma

Slide 2 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Slide 3 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Celstructuur dierlijke cel

Celkern
Regeling van cel processen

Cytoplasma
Grondplasma
Organellen

Slide 4 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Organellen


Mitochondriën
Energiecentrale van de cel
Ribosomen
Eiwitsynthese
Vrij in cytoplasma of op ruw ER





Slide 5 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Organellen


Endoplasmatisch Reticulum (ER)
Herberging ribosomen (ruw ER) en transport van eiwitten
Golgi systeem
Aanpassen eiwitten
Opslag van eiwitten
Vorming van transportblaasjes
Lysosomen
Vertering afvalstoffen



Slide 6 - Tekstslide

Celkern: genexpressie

Genexpressie: tot uiting komen van genetische code (DNA), via gemaakte eiwitten.
Type en hoeveelheid eiwit afhankelijk van situatie
Genetische code op DNA aan/uitgeschakeld


Eiwitsynthese:
1Eiwit: code van startcodon tot stopcodon overgeschreven.
Mechanisme: Binas 71J



Slide 7 - Tekstslide

Celkern: Celspecialisatie
Alle cellen in een organisme bevatten hetzelfde DNA
Niet-gespecialiseerde cellen het stamcellen.
Uit stamcellen kunnen allerlei typen gespecialiseerde cellen ontstaan.
Celspecialisatie ontstaat doordat in een cel niet alle genen actief zijn
Stamcellen kunnen worden gekweekt en zijn afkomstig van patiënt zelf of van een donor.
Voorbeelden van mogelijke toepassingen:
Stamcellen uit het oog voor herstel van het hoornvlies
Stamcellen uit het beenmerg om door chemotherapie beschadigde cellen te vervangen




Slide 8 - Tekstslide

Celmembraan
Bescherming
Actief transport: tegen concentratie in, ATP verbruikt
Passief transport: Met concentratie richting mee, Diffusie en osmose





Slide 9 - Tekstslide

Turgor
De turgordruk is de druk van de celinhoud op de celwand (van planten, schimmels of bacteriën). Het celmembraan kan uitzetten, de celwand in principe niet. Turgor wordt veroorzaakt doordat water door osmose de cel in gaat waardoor het celmembraan uitzet.




Slide 10 - Tekstslide

Hypo, Iso, Hyper
Bedenk voor jezelf wat er gebeurd met de plantencellen

Slide 11 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Celstructuur plantaardige cel
Celwand
Vorm en stevigheid
Verschillende plastiden
Chloroplasten
Chromoplasten (kleur)
Amyloplasten (zetmeel)
Vacuole
Turgor




Slide 12 - Tekstslide

Stofwisseling cel

Stofwisseling


Assimilatie
Voorgezette assimilatie
Kleine moleculen --> grote moleculen
Energie nodig: komt vrij uit ATP


Dissimilatie
Chemische energie wordt vrij gemaakt
Energie opgeslagen in ATP
Aerobe/anaerobe dissimilatie



Slide 13 - Tekstslide

Enzymen
Eiwit dat een chemische reactie binnen of buiten een cel versnelt zonder zelf verbruikt te worden. Ook wel een katalysator genoemd.
Hoe werkt het:
Enzym bind aan substraat (bijv. Maltose/zetmeel)
Vormt enzym-substraatcomplex
Enzym knipt substraat in stukjes of koppelt deze
Snelheid reactie afhankelijk van: Temp, Zuurgraad (pH), enzymconcentratie



Slide 14 - Tekstslide

Hoe werken Enzymen?

Slide 15 - Tekstslide

Organische en anorganische stoffen
Kenmerken organische stoffen
- Relatief grote moleculen bijv. C12H36O2.
- Veel C,H en O (N, F) atomen
- Energierijk (vetten, koolhydraten etc.)


Kenmerken anorganische
- Relatief klein bijv. CO2, H2O
- Energiearm


Slide 16 - Tekstslide

Aerobe dissimilatie
Aerobe dissimilatie vindt plaats binnen cellen in aanwezigheid O2.
Organische stoffen worden afgebroken tot anorganische stoffen
Energie wordt vastgelegd in ATP
3 stappen: glycolyse, citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering


Dissimilatie Glucose
Glucose + O2 --> CO2 + H2O (waarbij energie vrij komt)


Slide 17 - Tekstslide

Aerobe glucose dissimilatie
Als er geen zuurstof beschikbaar is:
Glucose wordt niet volledig afgebroken
Eindproduct: alcohol of melkzuur:
Alcoholische gisting: niet dierlijke cellen
Melkzuurvergisting: ook in dierlijk cellen
Levert minder energie

Slide 18 - Tekstslide

Aerobe glucose dissimilatie
Biotechnologische productie: productie van en door organismen die zijn beïnvloed door technische toepassingen
Klassiek
Modern
Genetische modificatie: eigenschappen veranderen of inbouwen in organismen door genen te veranderen (recombinante, Crispr cas, klonen)


Slide 19 - Tekstslide

Fotosynthese

Fotosynthese


Wat het is:
Zonlicht wordt omgezet in nuttige energie voor de plant


Reactievergelijking:
6 CO2 + 6 H2O + lichtenergie --> C6H12O6 + 6 O2
Twee stappen:
Lichtreactie
donkerreactie


Slide 20 - Tekstslide

Fotosynthese

Fotosynthese


Wat het is:
Zonlicht wordt omgezet in nuttige energie voor de plant


Reactievergelijking:
6 CO2 + 6 H2O + lichtenergie --> C6H12O6 + 6 O2
Twee stappen:
Lichtreactie
donkerreactie


Slide 21 - Tekstslide

Gaswisseling van de plant
Opname en afgifte van CO2 en O2 via huidmondjes op het blad van de plant


Overdag: fotosynthese en dissimilatie
CO2 Nodig voor fotosynthese
O2 nodig voor dissimilatie


‘s Nachts: alleen dissimilatie
O2 nodig
CO2 wordt geproduceerd

Slide 22 - Tekstslide

Voortgezette Assimilatie
Voortgezette assimilatie vind plaats in cellen van dieren en planten.
Omzetting kleine organische moleculen in grote organische moleculen
Glucose --> koolhydraten en vetten
Aminozuren --> Eiwitten


Functies Koolhydraten, vetten en eiwitten:
- Opbouw
- Herstel
- Energievoorziening
- Opslag

Slide 23 - Tekstslide

Celstofwisseling in een plant

Slide 24 - Tekstslide

Om te onthouden
Diffusie: deeltjes verplaatsten van hoge naar lage concentratie
Osmose: verplaatsing van water (deeltjes kunnen niet door het membraan!)


Plantaardige cel onderscheid zich van een dierlijke cel door: plastiden, grote vacuole en celwand
Assimilatie: opbouw van organische stoffen (energie nodig)
Dissimilatie: afbraak van organische stoffen (er wordt energie gemaakt
Aeroob: met zuurstof
Anaeroob: zonderzuurstof



Slide 25 - Tekstslide