Vrijdag 8 december

Vrijdag                                          8 december 2023                     
jhjj
08.30 - 09.10 uur
09.10 - 10.10 uur 
Inloop & lezen
Rekenen
10.10- 10.30 
P A U Z E
10.30- 11.20 uur 
Woordenschat 
11.20- 12.10 uur 
Kunst
12.10- 12.40 uur 
P A U Z E
12.40- 13.30 uur 
Schrijven 
13.30- 14.20 uur  
Grammatica 
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag                                          8 december 2023                     
jhjj
08.30 - 09.10 uur
09.10 - 10.10 uur 
Inloop & lezen
Rekenen
10.10- 10.30 
P A U Z E
10.30- 11.20 uur 
Woordenschat 
11.20- 12.10 uur 
Kunst
12.10- 12.40 uur 
P A U Z E
12.40- 13.30 uur 
Schrijven 
13.30- 14.20 uur  
Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

 De opdracht
  1. Lekker lezen voor 20 minuten
  2. Schrijf een kort samenvatting van wat je hebt gelezen (5 zinnen)
  3. Gebruik een voegwoord 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen

In je eigen niveau groep, lekker aan de slag. 

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Technologie
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 7 - Tekstslide

modern
  •  van deze tijd;
  • iets wat nu populair is;
  • tegenstelling: ouderwets (iets van vroeger)
  • Zin: De kleding van mevrouw Marieke is echt modern! Heel veel mensen hebben nu dezelfde kleding.

Slide 8 - Tekstslide

het onderwerp
  • dat waar je over praat;
  • dat waar je over denkt;
  • waar het over gaat;
  • Zin: Het onderwerp van ons gesprek is: wat leer ik op het MBO?
  • Zin: Het onderwerp van deze les is: woordenschat thema technologie.

Slide 9 - Tekstslide

de ruimtereis
  • de reis naar een gebied buiten de aarde;
  • de reis naar de ruimte;
  • Zin: Op de foto maakt de astronaut een ruimtereis.

Slide 10 - Tekstslide

de vlucht

  • de keer dat je in een vliegtuig vliegt;
  • de keer dat je in een ruimteschip (raket) vliegt;
  • Zin: Ik ga met het vliegtuig op vakantie naar Griekenland. De vlucht vertrekt bijna!

Slide 11 - Tekstslide

schitterend
  • heel mooi;
  • heel goed;
  • je zegt het vaak over dingen, spullen;
  • Zin: Ik vind deze mobiel echt schitterend!
  • Zin: Dit huis is schitterend! Zo groot en mooi.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze les?
A
grammatica
B
ruzie
C
technologie
D
begrijpend lezen

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin zie je de betekenis van het woord:
de vlucht
A
Ik ga met de auto naar Amsterdam. De vlucht duurt 1 uur.
B
Ik ga met de trein naar Amsterdam. De vlucht duurt 1 uur.
C
Ik ga met de fiets naar Amsterdam. De vlucht duurt 10 uur.
D
Ik ga met het vliegtuig naar Amsterdam. De vlucht duurt 20 minuten.

Slide 14 - Quizvraag

Dit voorwerp vind ik
schitterend

Slide 15 - Open vraag

Waar wordt het woord
modern
goed gebruikt?
A
Mijn telefoon heb ik tien jaar geleden gekocht. Ik heb een moderne mobiel.
B
Mijn telefoon heb ik vorige week gekocht. Ik heb een moderne mobiel.
C
Mijn telefoon heb ik twintig jaar geleden gekocht. Ik heb een moderne mobiel.
D
Mijn telefoon heb ik vijf jaar geleden gekocht. Ik heb een moderne mobiel.

Slide 16 - Quizvraag

Waar zie je een foto van:
de ruimtereis
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 18 - Tekstslide

Ik vind jouw ketting echt.......... Mag ik deze ketting een keer lenen?

Slide 19 - Open vraag

.... ....... van Amsterdam naar New York duurt ongeveer 7 uur.

Slide 20 - Open vraag

De astronaut heeft ... ................. goed gedaan.

Slide 21 - Open vraag

Ik vind ......... ................. van deze les niet zo leuk. Het is saai.

Slide 22 - Open vraag

De jas van mevrouw Femke is ........... Alle mensen willen zo'n jas hebben.

Slide 23 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
  • modern
  • de ruimtereis
  • de vlucht
  • schitterend
  • het onderwerp

Slide 24 - Tekstslide

Schrijven
Maak vijf zinnen met de nieuwe woorden van het thema RUZIE 

Welke ga je aan het bord schrijven? 

Wij gaan samen: Verbeteren tot dat de zin perfect is. 

Slide 25 - Tekstslide

Handvaardigheid
Elke week krijgen jullie op vrijdag les van mevrouw Chris en Mevrouw Miriam.

Slide 26 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 27 - Tekstslide

Schrijven
Aan het einde van de les:

  • kan je een einde bij een verhaal bedenken;
  • kan je het verhaal mailen naar je docent.

Slide 28 - Tekstslide

Schrijven

Carl vertelt:

Vorige week was ik bij mijn beste vriend. Hij heet Yuri. Ik wilde naar het winkelcentrum, maar Yuri had geen zin. Hij wilde thuisblijven en gamen. Dat vond ik stom; ik was de hele week al binnen.
Ik zei: "Dan ga ik wel alleen. Ik vind het saai thuis." Toen werd hij heel erg boos. Hij begon met ruziemaken. Hij ging ook schelden. Hij zei ook: "Je bent mijn vriend niet meer, als je weggaat." Ik schrok heel erg en ik zei: "..." 

Opdracht

Wat denk je: hoe gaat het verhaal van Carl verder?


Bedenk:
Wat zei Carl?
Wat deed hij?
En wat zei Yuri toen?
En wat deed Carl toen?

Schrijf minimaal 10 nieuwe zinnen bij het verhaal. Stuur het verhaal in een email naar je docent.

Slide 29 - Tekstslide

Grammatica
Aan het einde van de les:
  • weet je wat scheidbare werkwoorden zijn;
  • kan je scheidbare werkwoorden goed toepassen.

Slide 30 - Tekstslide

Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die je kan scheiden (verdelen) in 2 stukken.

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeelden van scheidbare werkwoorden
Kijk eens naar de volgende woorden:
Komen                                                  Stappen
Aankomen                                            Instappen
Thuiskomen                                          Uitstappen
Terugkomen                                          Opstappen   
De paars/rode woorden zijn voorbeelden van scheidbare werkwoorden. Ze bestaan uit 2 delen.

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld van het werkwoord aankomen/uitstappen
Onze trein moet om 10 uur aankomen.
Als de trein om 10 uur aankomt, is hij op tijd.
Onze trein komt om 10 uur aan.
Onze trein komt aan om 10 uur.
Onze trein is precies op tijd aangekomen.
De machinist probeert op tijd aan te komen.

Waar moeten we uitstappen?
We stappen in Den Haag uit.
We stappen uit in Den Haag.
Oh, daar zijn we laatst ook uitgestapt.
Vergeet niet op tijd uit te stappen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Vul de goede vorm in:
Daar............ de trein .......... (aankomen)

Slide 35 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Veel mensen............. (uitstappen)

Slide 36 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Er..............ook veel mensen............ (instappen)

Slide 37 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Vaak is er weinig tijd om ............ te .......... (instappen)

Slide 38 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Waar moet jij ............. (uitstappen)

Slide 39 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
En waar ben jij ............ (instappen)

Slide 40 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Mijn zus heeft mij foto's ............(opsturen)

Slide 41 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Ze...........mij vaak foto's .......(opsturen)

Slide 42 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Ik zal haar vanavond..........(opbellen)

Slide 43 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Ik........haar altijd.... om haar te bedanken.

Slide 44 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Laatst heb ik haar ook ...........(opbellen)

Slide 45 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Wij proberen elkaar 2 keer in de week ....te ...... (opbellen)

Slide 46 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Wie......bij jullie de deur......? (opendoen)

Slide 47 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Mijn moeder.....meestal ........ (opendoen)

Slide 48 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Maar deze keer heb ik de deur (openmaken)

Slide 49 - Open vraag

Vul de goede vorm in:
Hij vroeg mij de deur.......te...........(openmaken)

Slide 50 - Open vraag

https://create.kahoot.it/details/55b0d3db-6a26-40d7-988b-def1dee4449e

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide