V3 -K3 Paragraf E: Grammatik Modalverben ovt 2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

V3 - Woche 2 - Stunde 2

Aan het begin van de les

1. Zoek (rustig) je plekje op. 

2.Leg op de hoek van je tafel: 

• Duits boek, (Neue Kontakte vwo 3 A)
• Duits schrift, 
• pen
• iPad (dicht)

3. Absentie controle

Planung

Weißt du es noch? - Modalverben o.v.t. in Lessonup (15 Min.)

Grammatik:

• abschließen + besprechen K3 Grammatik Aufgabe 18-28 (30 Min.)

Ziele

Voorkennis:

• Je kent de Modalverben in de tegenwoordige tijd. 
  

Nieuw leerdoel:

• Je kunt de Modalverben in de verleden tijd gebruiken. 

Grammatik: Modalverben o.v.t

können

mögen

müssen

sollen

wollen

wissen

dürfen

mogen, toestemming hebben 

weten

kunnen

aardig vinden

lusten

leuk vinden

willen

moeten 

( wil ander)

moeten 

( noodzaak)

moeten 

( mening vragen)

Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit_______

1. klankverandering
2. een Umlaut
3. een uitgang
4. alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Kenmerken Modalverben o.v.t.

• In de verleden tijd (en het voltooid deelwoord) gebruik komt nooit een Umlaut.

• De uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd: 

       ich = stam + te                    (ich machte)

       du = stam + test                 (du machtest)

       er/sie/es = stam + te.        (er machte)

       wir = stam + ten                 (wir machten)

       ihr = stam + tet                  (ihr machtet)

       sie/Sie = stam + ten         (sie/Sie machten)

Präteritum (ovt)
(willen) Ich ______ nach Hause gehen.

1. wollte
2. willte
3. wollt
4. willt

Präteritum
(mogen) ______ du in die Disko gehen?

1. dürftest
2. mochtest
3. durftest
4. magst

Präteritum
(weten) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?

1. wisste
2. wusste
3. weißte
4. wüsste

Ich _____ mein Deutschbuch nicht finden.

1. konnte
2. könnte
3. konntete
4. könntete

Vul in (verleden tijd):
............ ihr, wo ihr das Päckchen abholen .....................?

1. Musstet, wusstet
2. Wusstet, musstet
3. Weißt, sollt
4. Sollen, weißen

Ich (weten) ___ nicht, dass du gestern Geburtstag (had) ____.

Jamie (mocht) _____ abends keine Computerspiele spielen.

K3 Grammatik: Modalverben o.v.t.

Was: machen K3 Paragraf E Grammatik Aufgabe 18, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27

Mit wem: selbstständig, ohne zu sprechen

Zeit: 15 Minuten, danach besprechen

Hilfsmittel: Grammatikübersicht Modalverben (S. 149 - 151)

Klaar = leren weektaak

• K3 K3 Lernliste D D-N
  
• K3 Lernliste B N-D (umsteigen - wieder)
• K3 Grammatik: Modalverben o.v.t.
  

nächste Stunde

Weektaak overhoren:

• K3 K3 Lernliste D D-N
  
• K3 Lernliste B N-D (umsteigen - wieder)
  

Lesen: Unterwegs! - besonderen Verkehrsmitteln + Aufgabe 47, 48

Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 

Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke!