Wat doet een reedcontact als je er een magneet bij houdt?
A
Licht geven.
B
De magneet aantrekken.
C
Zorgen voor een gesloten stroomking.
D
Geluid geven.
1 / 42
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Wat doet een reedcontact als je er een magneet bij houdt?
A
Licht geven.
B
De magneet aantrekken.
C
Zorgen voor een gesloten stroomking.
D
Geluid geven.
Slide 1 - Quizvraag
Hoeveel aansluitingen heeft een transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een NTC
A
een weerstand die reageert op warmte
B
een weerstand die reageert op stof
C
een weerstand die reageert op licht
D
een weerstand die reageert op water
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer er meer licht op een LDR valt, wordt de weerstand ...... en de stroomsterkte door de LDR ......
A
Groter, Kleiner
B
Kleiner, Groter
C
Groter, Blijft Gelijk
D
Kleiner, Kleiner
Slide 4 - Quizvraag
Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e
Slide 5 - Quizvraag
Een transistor wordt opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
Door de basis
B
Door de emitter
C
Door de collector
D
Door een draadje
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel Ohm weerstand heeft deze weerstand? Wit, zwart, oranje?
A
90.000 Ohm
B
90K Ohm
C
9K Ohm
D
9.000 Ohm
Slide 7 - Quizvraag
Dit is het symbool van een transistor. Waar staat de B voor?
Slide 8 - Open vraag
Wat is een LDR
A
een weerstand die reageert op warmte
B
een weerstand die reageert op stof
C
een weerstand die reageert op licht
D
een weerstand die reageert op water
Slide 9 - Quizvraag
Een NTC en een LDR zijn veranderlijke weerstandjes. Hoe verandert de weerstand van een LDR als er meer licht op de LDR valt? De weerstand wordt dan ................
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk
D
wordt nul
Slide 10 - Quizvraag
De weerstand van een NTC kan snel veranderen. Wanneer wordt de weerstand van een NTC groter?
A
Meer licht op de NTC
B
Minder licht op de NTC
C
Temperatuur van de NTC daalt.
D
Temperatuur van de NTC stijgt.
Slide 11 - Quizvraag
De weerstand is 2,5KΩ. Welke weerstand kunnen ze het beste gebruiken?
A
Rood-groen-zwart-bruin
B
Rood-groen-rood-goud
C
Rood-groen-zwart-goud
D
Rood-groen-oranje-goud
Slide 12 - Quizvraag
Een transistor regelt de stroom voor een ventilator in een computer. Hoe gaat de grote stroom door de transistor?
A
van de basis naar de emitter
B
van de collector naar de basis
C
van de collector naar de emitter
D
van de emitter naar de collector
Slide 13 - Quizvraag
Een weerstand is 2500Ω. Welke weerstand kan je het beste gebruiken?
A
Rood-groen-zwart-bruin
B
Rood-groen-rood-goud
C
Rood-groen-zwart-goud
D
Rood-groen-oranje-goud
Slide 14 - Quizvraag
Wat is er nodig om een reedcontact te sluiten of te openen?
A
Stroom bij de basis
B
Magneet
C
Spoel
D
schakelaar
Slide 15 - Quizvraag
Een weerstand heeft een waarde van 42000 ohm. Wat is de kleurencode van deze weerstand?
A
Rood-oranje-geel
B
Geel-zwart-oranje
C
Geel-rood-zwart
D
Geel-rood- oranje
Slide 16 - Quizvraag
Waarom is in deze schakeling gebruik gemaakt van relais?
Slide 17 - Open vraag
Wat is een voordeel van een relais
A
Detecteren of een schakeling geopend of gesloten is.
B
De stroomrichting één kant op laten gaan.
C
Een grote stroomkring activeren met een kleine stroom.
D
De spanning verlagen tot een veilig niveau.
Slide 18 - Quizvraag
In een relais zit een ...
A
permanente magneet
B
transformator
C
batterij
D
spoel
Slide 19 - Quizvraag
32 In veel automatische schakelingen wordt een relais gebruikt. Waarvoor gebruik je een relais?
A
om een grote stroom om te zetten in een kleine stroom
B
om een grote stroom te kunnen schakelen met een kleine stroom
C
om een kleine stroom om te zetten in een grote stroom
D
om een kleine stroom te kunnen schakelen met een grote stroom
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een relais?
A
Een elektrische schakelaar
B
Een magnetische schakelaar
C
Een lichtschakelaar
D
Een drukschakelaar
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar
Slide 22 - Quizvraag
In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar. Door welk onderdeel wordt het relais bediend?
A
door het anker
B
door het
breekcontact
C
door de
elektromagneet
D
door de spoel
Slide 23 - Quizvraag
Sleep de componenten naar de juiste benaming
Relais
Zekering
Motor
Batterij
Contact-
slot
Slide 24 - Sleepvraag
Verbind de juiste naam aan elk onderdeel.
Relais
NTC
Reedcontact
Weerstand
LDR
Transistor
Slide 25 - Sleepvraag
batterij
reedcontact
relais
schakelaar
Slide 26 - Sleepvraag
omrekenen van ampere. 1 A = ......... mA
A
10 mA
B
100 mA
C
1000 mA
D
0,1 mA
Slide 27 - Quizvraag
Waaruit bestaat een gesloten stroomkring?
A
spanningsbron-stroomdraden-lamp-
B
spanningsbron-lamp
C
spanningsbron-stroomdraden
D
spanningsbron
Slide 28 - Quizvraag
Wat is géén spanningsbron?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Lampje
Slide 29 - Quizvraag
welk onderdeel levert elektriciteit?
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar
Slide 30 - Quizvraag
Elektrische stroom vervoert elektrische energie. Hoeveel energie er wordt vervoerd, hangt af van de spanning en de stroomsterkte. Hier staan vier uitspraken daarover. Welke uitspraak is waar?
A
Als je de stroom inschakelt, komt het vervoer van energie op gang.
B
Als je de stroom uitschakelt, is de spanning ook verdwenen.
C
Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage spanning.
D
Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie er wordt vervoerd.
Slide 31 - Quizvraag
Is dit een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
Slide 32 - Quizvraag
geleider of isolator: metaal
A
geleider
B
isolator
Slide 33 - Quizvraag
geleider of isolator: plastic
A
geleider
B
isolator
Slide 34 - Quizvraag
A
Stroommeter
B
Spanningsmeter
C
Spanningsbron
D
Lampje
Slide 35 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand
Slide 36 - Quizvraag
Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
Parallel
C
Geen van beide
D
Beide
Slide 37 - Quizvraag
Een gloeilamp verbruikt 20 W. Het staat 1 minuut aan. Hoeveel energie heeft het verbruikt?
Slide 38 - Open vraag
Een elektrisch kacheltje met een vermogen van 2500 W staat 3 uur aan. Hoeveel kWh heeft het verbruikt? Wat kostte dat ongeveer?