H1.1 Iran- Les 4: Kennismaking met Iran

IRAN





H1.1: Kennismaking met Iran
zlb@st-maartenscollege.nl
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

IRAN





H1.1: Kennismaking met Iran
zlb@st-maartenscollege.nl

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Afronding eerste paragraaf van dit hoofdstuk:
                                                                         Introductie Iran

Slide 2 - Tekstslide

Tweede doel van
de vorige week

Je kunt de bevolkingsdichtheid van een land berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Bereken deze voorbeelden
Schrijf de berekening en het antwoord in je schrift:
Turkije: 85 miljoen inwoners, oppervlakte = 800.000 km²
Spanje: 47 miljoen inwoners, oppervlakte = 500.000 km²
Zuid-Korea: 52 miljoen inwoners, oppervlakte = 100.000 km²
Moldavië: 2,5 miljoen inwoners, oppervlakte = 33.000 km²
Nepal: 30 miljoen inwoners, oppervlakte = 147.000 km²
Groenland: 55.000 inwoners, oppervlakte = 2.200.000 km²

Welk land is het dichtstbevolkt en welk land het dunstbevolkt?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen van de vorige les
  1. Je kunt de bevolkingsspreiding van Iran beschrijven. Je maakt hierbij gebruik van de woorden noord, noordwest, zuid, zuidwest etc.
  2. Je kunt het verband tussen de bevolkingsspreiding en de gemiddelde jaarlijkse neerslag uitleggen
  3. Je kunt 4 dingen benoemen die je nodig hebt om een kaart te kunnen lezen.
  4. Je kunt de afstand op een kaart berekenen met behulp van de schaal. Je houdt rekening met een juiste berekening, afronding en KM achter je antwoord.

Slide 6 - Tekstslide




Denk aan het kompas!

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt de bevolkingsspreiding in een land beschrijven met woorden als noorden, zuidwesten, oosten, enz. 

Slide 8 - Tekstslide

Gebruik de volgende woorden:


dicht
bevolkt
en
dunbevolkt

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Kaartlezen

Slide 11 - Tekstslide

Kaartvaardigheden
  • Open je schrift
  • Lees "kaartvaardigheden" op pagina 9 in je tekstboek.
  • Gebruik ook de Finish op pagina 25.

Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
  • Welke vier dingen moeten op een kaart staan?
  • Zoek de betekenis van "legenda" en "schaal" op in de Finish (p.25).
  • Wat zijn de "titels" van figuur 3 en figuur 4?

Slide 12 - Tekstslide

Kaartlezen

Slide 13 - Tekstslide

Geeft aan hoeveel het gebied op een kaart is verkleind.
A
Titel
B
Schaal
C
Legenda
D
Noordpijl

Slide 14 - Quizvraag

Wijst altijd naar een bepaalde richting op een kaart
A
Titel
B
Schaal
C
Legenda
D
Noordpijl

Slide 15 - Quizvraag

Betekenis van de kleuren en symbolen op een kaart
A
Titel
B
Schaal
C
Legenda
D
Noordpijl

Slide 16 - Quizvraag

Beschrijft het onderwerp van een kaart
A
Titel
B
Schaal
C
Legenda
D
Noordpijl

Slide 17 - Quizvraag

CHECK HUISWERK
                      

Open de eerste pagina van je werkboek!

Slide 18 - Tekstslide

Hoe reken je met de schaal?
"Met de schaal reken je uit wat afstanden in het echt zijn."

  • Voorbeeld: Schaal is 1 : 100 000.
  • 1 cm op de kaart is 100.000 cm in het echt.
  • De schaal druk je altijd uit in kilometers.

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met de schaal

Slide 20 - Tekstslide

Berekenen KM --> "Handje eraf"

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met de schaal
Voorbeeld:
De afstand tussen Maastricht en Delfzijl is 7,5 cm op de kaart.
De schaal is 1 : 4 000 000.

Hoe bereken je dit?
Maak nu opdracht 8!

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt de afstand op een kaart berekenen met behulp van de schaal.

Slide 23 - Tekstslide

Rekenen met de schaal
Bereken wat de "echte" afstand is.
  • Schaal 1 : 100 000        Afstand 3cm
  • Schaal 1 : 450 000       Afstand 10cm
  • Schaal 1 : 20 000          Afstand 5cm
  • Schaal 1 : 2 000 000   Afstand 13cm
  • Schaal 1 : 25 000         Afstand 8cm

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Lees de tekst op pagina's 8/9 in je lesboek.
  • Maak opdrachten 8 + 9 van paragraaf 1 in je werkboek

Regels

  • Je mag met je buur samenwerken (FLUISTEREND).
  • Steek je vinger op als je een vraag hebt.
  • Lees eerst goed de vraag voor je een vraag stelt.


Slide 25 - Tekstslide