Week 3- De belangrijkste spelers in het bestuursrecht

Bestuurs- en Staatsrecht 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bestuurs- en Staatsrecht 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerst een beetje herhaling hoofdstuk 1

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De regels over het recht op een voor- en achternaam vind je in het:
A
bestuursrecht
B
personen- en familierecht
C
namenrecht

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De regels voor het aanvragen van zorgtoeslag vind je in het:
A
bestuursrecht
B
personen- en familierecht
C
rechtspersonenrecht

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechtspersoon voert overheidstaken uit?
A
gemeente
B
stichting
C
vereniging

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met de trias politica?
A
Dat de drie machten van de staat bestaan uit koning, regering en Staten-Generaal.
B
Dat de drie taken van de overheid zijn verdeeld over verschillende overheidsorganen.
C
Dat de overheid drie soorten wetgevende macht heeft.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke taak van de overheid hoort het maken van een nieuwe wet waarin een nieuwe toeslag voor studerende jongeren wordt opgenomen?
A
rechtsprekende taak
B
uitvoerende taak
C
wetgevende taak

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het beginsel dat ervoor zorgt dat er een basis voor het handelen van de overheid in de wet te vinden is?
A
legaliteitsbeginsel
B
specialiteitsbeginsel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je wetgeving die voor iedereen geldt?
A
wet in formele zin
B
wet in materiële zin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie is het Burgerlijk Wetboek gemaakt?
A
Door de regering en de ministers.
B
Door de regering en de staatssecretarissen.
C
Door de regering en de Staten-Generaal

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Burgerlijk wetboek is een:
A
Wet in formele zin
B
Wet in materiële zin
C
Wet in formele én in materiële zin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is waar?
A
Een oude wet gaat voor een nieuwe wet.
B
Een bijzondere wet gaat voor een algemene wet.
C
Een lagere wet gaat voor een hogere wet.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke wet is een algemene wet van het bestuursrecht?
(en geldt dus voor het hele bestuursrecht)
A
Vreemdelingenwet 2000
B
Werkloosheidswet
C
Wet op de studiefinanciering
D
Wet open overheid

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les hebben we het gehad over de Trias Politica. Zou je op basis van de informatie uit de talkshow kunnen bedenken waarom sommigen vinden dat het gerechtshof in strijd met de trias politica heeft gehandeld?

Slide 16 - Open vraag

Het voeren van buitenlands beleid valt  normaliter onder de bestuurstaak van de regering. Je zou kunnen stellen dat de rechters hier op de plek van de regering gaan zitten. De regering heeft beleidsvrijheid. 

Echter, niet de vrijheid om zich niet aan het recht te houden!! '

art. 94 GW ''Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.''


Hoofdstuk 2: belangrijke spelers
Besturen is:                
               het zorgen voor een goede gang van zaken in ons land met inachtneming van de rechten en plichten die burgers en overheid ten opzichte van elkaar hebben. 

Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, dus er zijn heel veel verschillende overheden: Rijk, provincie, gemeente, waterschap.

Ook zijn er instanties die overheidstaken uitvoeren, bijv. UWV, IND, SVB.

Deze overheden en instanties zijn publiekrechtelijke rechtspersonen


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Privaatrechtelijk
  •  art. 2:3 BW
  • worden opgericht door een notariële akte met statuten
  • in de statuten staan het doel en organisatie van de rechtspersoon
  • bijv. B.V., N.V., stichting, vereniging




Publiekrechtelijk:
  • art. 2:1 BW
  • worden door de wet opgericht: Staat, provincie, gemeente, waterschappen
  • andere  rp's kunnen door wetten worden opgericht
Rechtspersoon: bestaat niet fysiek, maar kan wel juridische handelingen verrichten en drager zijn van rechten en plichten (bijv. eigenaar zijn)

Slide 18 - Tekstslide

Andere lichamen waaraan verordende bevoegdheid is verleend --> In art. 134 Gw wordt de verlening van verordenende bevoegdheid gedelegeerd aan lagere wetgevers: bij of krachtens de wet kan aan de besturen van openbare lichamen verordenende bevoegdheid worden verleend. 
Maak nu:
Opdracht 1
Opdracht: 2 a, b, c en d

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De spelers in het bestuursrecht:
  • Bestuursorganen, art. 1:1 Awb:
       - directe onderdelen van de overheid (a-orgaan)
       - personen/colleges met openbaar gezag bekleed (b-orgaan)
       - zelfstandige bestuursorganen (zbo's)
  • Belanghebbenden, art. 1:2 Awb
        - burgers
        - belangenorganisaties




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursorgaan: a-orgaan
  • Voert zelfstandig een deel van de bestuurstaak uit;
  • art. 1:1 lid 1 onder a Awb (a-orgaan): orgaan van een publiekrechtelijk rechtspersoon:

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursorgaan: b-orgaan
  • art. 1:1 lid 1 onder b Awb (b-orgaan): ander persoon/college met openbaar gezag bekleed. 
  • Voorbeelden:
  • Autogarage die APK-keuringen mag uitvoeren. 
  • De NPO-organisatie als er bestuursrechtelijke besluiten worden genomen (bijv. zendtijdindeling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandige bestuursorganen
Sommige publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in het leven geroepen om bepaalde (specifieke) overheidstaken uit te voeren. 
  • Ze vallen niet onder het gezag van een minister
  • Staan los van de centrale overheid. 
Voorbeelden:
  • UWV, KvK, CBR en SVB
  • zbo-register: https://organisaties.overheid.nl/Zelfstandige_bestuursorganen


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer de overheid een publiekrechtelijke taak vervult, dan moet aan de kant van de overheid iets of iemand worden aangewezen die de bevoegdheid toekomt om de handeling te verrichten. Hoe wordt deze iets of iemand in het bestuursrecht genoemd en waar in de Awb is dit opgenomen?

Slide 24 - Open vraag

bestuursorgaan 1:1 Awb. 
Leg uit waarom de burgemeester een bestuursorgaan is van de gemeente. Motiveer je antwoord aan de hand van een wetsartikel. Kijk ook in de Gemeentewet!

Slide 25 - Open vraag

Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld of
b. een andere persoon of ander college met enig openbaar gezag bekleed.
De burgemeester is een orgaan (zie art. 6 Gemw) (met eigen bevoegdheden en
verantwoordelijkheden die hem/haar in de gemeentewet toegekend) van een rechtspersoon,
ingesteldkrachtenspubliekrecht(lees:gemeente)(zieart. 2:1BW).Deburgemeesterisdaarmee
een a-bestuursorgaan.
Belanghebbende
art. 1:2 lid 1 Awb          iemand wiens belangen rechtstreeks bij een besluit betrokken zijn. 
Belangrijk om te weten, want een belanghebbende heeft op grond van de Awb bepaalde rechten, zoals bezwaar maken en in beroep gaan. 
  • Direct belanghebbende: besluit is aan die persoon gericht
  • Derde-belanghebbende: besluit is niet aan de persoon gericht, maar diens belangen zijn welk rechtstreeks bij het besluit betrokken.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criteria belanghebbende 
Gebruik OPERA of EPORA als ezelsbruggetje! 
O - objectief bepaalbaar belang (niet gebaseerd op subjectieve           belevingswereld) 
P - persoonlijk belang (voldoende onderscheiden van anderen)
E - eigen belang (niet van iemand anders)
R - rechtstreeks belang (voldoende causaal verband)
A - actueel belang (niet onzeker of in de toekomst)

Slide 27 - Tekstslide

objectief bepaalbaar belang: '' .3. Het popfestival waarvoor vergunning is verleend, is een jaarlijks terugkerend festival dat plaatsvindt gedurende drie dagen in het weekend van Pasen. [appellante] woont op een afstand van 3,2 kilometer van het terrein waar het popfestival wordt gehouden. Niet in geschil is dat [appellante] daar, afhankelijk van de windrichting, geluid kan horen dat van dit terrein afkomstig is. Een ambtenaar van de gemeente heeft te kennen gegeven dat hij dit geluid heeft waargenomen toen hij op enig moment tijdens het in 2013 gehouden popfestival in de tuin van [appellante] stond. De Afdeling maakt evenwel uit het door hem verklaarde ter zitting op dat het door hem waargenomen geluid niet erg luid was. Gelet op voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat [appellante], naar objectieve maatstaven gemeten, als gevolg van het popfestival hinder van enige betekenis ondervindt. [appellante] wordt dan ook niet geraakt in een objectief bepaalbaar belang dat rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening is betrokken. Zij kan niet worden aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. De rechtbank heeft het door [appellante] ingestelde beroep ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard.''

rechtstreeks belang: intrekken subsidie met als mogelijk gevolg ontslag voor werknemers is onvoldoende rechtstreeks
Rechtspersonen als belanghebbende 
Rechtspersonen kunnen ook belanghebbende zijn (art. 1:2 lid 3 Awb). 
  • Rechtspersoon wiens eigen belang is geraakt (bijv. muziekvereniging krijgt minder subsidie dan een andere vereniging);
  • Rechtspersonen die geraakt zijn in het bijzondere belang dat zij behartigen;
       Twee eisen: 
       1. belang moet in de statuten worden genoemd (bijv. behoud van de natuur)
       2. belang blijkt uit feitelijke werkzaamheden (moet ook daadwerkelijk naar worden
            gehandeld - bijv. actievoeren en procederen). 

       

Slide 28 - Tekstslide

Zie voorbeeld Waddenvereniging p. 45 boek. 
In het bestuursrecht is de overheid betrokken in de rol van bestuursorgaan. Hoe wordt de burger in het bestuursrecht genoemd wanneer deze direct betrokken is bij de beslissing van de overheid? In welk artikel van de Awb is dit opgenomen?

Slide 29 - Open vraag

1:2 Awb --> belanghebbende 
Om in het bestuursrecht als derde-belanghebbende te worden aangemerkt, is niet vereist dat het gaat om een:
A
eigen belang
B
objectief bepaalbaar belang
C
op geld te waarderen belang
D
persoonlijk belang

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn onderstaande personen en instellingen belanghebbenden?

De inwoners van de gemeente die te horen krijgen dat het plaatselijke park kleiner wordt omdat een deel van het park gebruikt gaat worden voor de bouw van 25 woningen.
A
Ja, er is voldaan aan de criteria
B
Nee, want ze hebben geen eigen belang
C
Nee, want ze hebben geen actueel belang
D
Nee, want ze hebben geen persoonlijk belang

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk van de volgende gevallen is niet voldaan aan het belanghebbende criterium?
A
Een bouwmarkt stelt beroep in tegen de door B en W verleende vergunning voor de nieuwbouw van een andere bouwmarkt in het naburige dorp.
B
Mevrouw Klaver stelt beroep in tegen het verlenen van een vergunning voor het kappen van een oude beuk op het veldje naast naar huis waar zij dagelijks haar hondje Ruud uitlaat.
C
De Vereniging tot behoud van monumenten stelt beroep in tegen de verlening van een vergunning voor de sloop van een monumentaal pand.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak de opdrachten die nog niet aan de orde zijn gekomen!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies