Schrijven perron 1

Schrijven perron 1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schrijven perron 1

Slide 1 - Tekstslide

Formeel 

Zakelijk 

Mensen die je niet goed kent

Netjes taalgebruik en beleefdere zinnen






Informeel

Persoonlijk 

Afkortingen, bijv. ASAP




Slide 2 - Tekstslide

Formeel 

Geachte heer/mevrouw,

Martin en Vera geven u hierbij kennis van hun voorgenomen huwelijk

Met vriendelijke groet,







Informeel

Beste Hans,

Martin en Vera stappen in het huwelijksbootje.

 Het beste,



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Appen
Bij sms en WhatsApp gebruik je formele en informele taal. Je klasgenoten en andere leeftijdgenoten gebruiken veel meer afkortingen en je spreekt elkaar aan met jij en jou. Dat is informele taal. In een klassenapp die je deelt met je mentor, schrijf je net wat anders, wat formeler. Vragen aan je mentor begin of eindig je bijvoorbeeld meestal met meneer of mevrouw.

Slide 5 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. 
2. 
3. 
4. 
5. 

Slide 6 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren
2. 
3. 
4. 
5. 

Slide 7 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren
2. Informeren
3. 
4. 
5. 

Slide 8 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. 
5. 

Slide 9 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Overhalen
5. 

Slide 10 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren
2. Informeren
3. Overtuigen
4. Overhalen
5. Instrueren

Slide 11 - Tekstslide

De schrijfdoelen
1. Amuseren --> iemand vermaken
2. Informeren --> iemand informatie geven
3. Overtuigen --> iemand overtuigen van jouw mening
4. Activeren --> zorgen dat iemand tot actie komt 
5. Instrueren --> iemand iets uitleggen 

Slide 12 - Tekstslide

Elke tekst heeft zijn eigen schrijfdoel. 

Het is verstandig om, voordat je gaat schrijven, even na te denken over je bedoeling. Als je weet wat je met je tekst wilt bereiken, weet je ook beter waar je tijdens het schrijven op moet letten. Je tekst wordt duidelijker en is voor de lezer beter te begrijpen.

Slide 13 - Tekstslide

Je schrijft een mail om docenten te vragen de cijfers in magister te zetten.
A
activeren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 14 - Quizvraag

Je schrijft een mail om uit te leggen dat je morgenmiddag naar de dokter moet en daarom de les mist.
A
activeren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 15 - Quizvraag

Je legt in een mailtje uit hoe iemand naar jouw huis moet fietsen.
A
activeren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 16 - Quizvraag

Je stuurt een mail om anderen te vertellen op welke politieke partij ze moeten stemmen en waarom.
A
activeren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 17 - Quizvraag

Je stuurt een mailtje met een goeie mop erin.
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 18 - Quizvraag

Schrijven perron 1
B: opdracht 2,4,5,6,7,8,9,11,12
K: opdracht 1,2,3,5,7,8,9,10, 11

Slide 19 - Tekstslide