26-01-2021 trema, lastige letters

Nederlands
26 januari 2021
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
26 januari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • Terugblik vorige les 
  • Leerdoelen
  • Trema
  • Lastige letters p of pp en r of rr

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • Je/jij achter de pv
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Verkleinwoorden van zelfstandige naamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Opdracht 4 blz 147
ei - eieren, ui - uien, panty - panty's
rijst - geen meervoud, kiwi - kiwi's, ijsje - ijsjes
mango -mango's, framboos-frambozen, bloemkool-bloemkolen
druif - druiven, ananas - ananassen, orchidee- orchideeën
loempia - loempia's , paraplu - paraplu's, wafel - wafels
banaan - bananen, servet - servetten, rode bes - rode bessen

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Opdracht 5 blz 147
  1. agenda - agenda's
  2. mens - mensen
  3. idee - ideeën
  4. baby - baby's
  5. doos - dozen
  6. bedrijf - bedrijven

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Opdracht 7 blz 149
hond - hondje, ding - dingetje, saté-sateetje
bikini- bikinietje, vraag - vraagje, ster -sterretje
ketting - kettinkje, appel-appeltje, sms- sms'je
film - filmpje, auto - autootje, 5 -5'je
pinda- pindaatje, jongen - jongetje, wc - wc'tje


Slide 6 - Tekstslide

Trema

Slide 7 - Tekstslide

Trema
  1. Twee klinkers die anders zorgen voor een uitspraakprobleem
  2. Meervoud van woorden op -e of -ie -> klemtoon op laatste lettergreep? dan een extra -e toevoegen!

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 8 blz 150
  1. Frisbeeën
  2. Dieet
  3. Drieëntwintig
  4. Beinvloeden
  5. Kopieerapparaat
  6. Kopieën
  7. Ruïne
  8. Reünie
  9. Elektricien
  10. Zeeën

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 9 blz 151
  1. Bacteriën
  2. Poriën
  3. Allergieën
  4. Oliën
  5. Categorieën

Slide 10 - Tekstslide

Lastige letters
  • Woorden met p-klank schrijf je soms met p en soms met pp. 
  • Woorden met r-klank schrijf je soms met r en soms met rr.
  • Géén vaste regel -> uit je hoofd leren of opzoeken.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 10 blz 151
  1. Papegaai
  2. Rapport
  3. Applaus
  4. April
  5. Appartement
  6. Supporter

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 10 blz 151
  1. Verrassing
  2. Concurrent
  3. Verrukkelijk
  4. Terras
  5. Interessant
  6. Sieraden

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Over Taal - hoofdstuk 3
Opdracht 1 t/m 4 maken op blz 152-154

Slide 14 - Tekstslide