Le pronom personnel als lv

plan
1. bron C chap 2 
2. lezen : kader 3 en mavo 4 

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

plan
1. bron C chap 2 
2. lezen : kader 3 en mavo 4 

Slide 1 - Tekstslide

Le pronom personnel
Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld in het Nederlands

Ik geef een cadeau.

Ik geef het.


Ken jij die voetballer?

Ik ken hem.

Lijdend voorwerp vinden:
wie of wat + ww + onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          Tu connais le chanteur?

                                              Oui, je le connais.


       vrouwelijk - la         Tu regardes la photo?
                                              Oui, je la regarde.

Slide 4 - Tekstslide

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son autographe?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 


         meervoud - les     Tu achètes les magazines?
                                              Oui, je les achète.

Slide 5 - Tekstslide

Je mange une glace.
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.

Slide 6 - Quizvraag

Je connais les filles.
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais
D
Je les connais.

Slide 7 - Quizvraag

J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la ai rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.

Slide 8 - Quizvraag

De plaats in de zin

Staat er een heel werkwoord in de zin? Le, la, l', les voor dat werkwoord.


je vais rencontrer l'actrice.
Oui, je vais la rencontrer.


je rencontre l'actrice--> je la rencontre 



Slide 9 - Tekstslide

De plaats in de zin

Anders le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.


Tu achètes les magazines?
Non, je ne les achète pas.


Tu as eu son autographe?
Oui, je l'ai eu.

Slide 10 - Tekstslide

Je veux trouver mon agenda.
A
Je le veux trouver.
B
Je veux le trouver.
C
Le je veux trouver.
D
Je veux trouver le.

Slide 11 - Quizvraag

Il a raconté l'histoire.
A
Il la a raconté.
B
Il a la raconté.
C
Il l'a raconté.
D
Il a raconté la.

Slide 12 - Quizvraag

Au travail!

Faire exercices 13 D, 14 blz 56, 57 

Slide 13 - Tekstslide