In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Lesdoel
- Ik kan op de juiste manier verwijzen
naar personen en bezit (§2)
Slide 1 - Tekstslide
Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.
>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw.
De nieuwe broek zit lekker.
Bovenstaande tekstjes zijn saai. Hoe maak je ze levendiger?
Slide 2 - Tekstslide
Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.
>> Lianne is blij. Ze heeft een cadeautje gekregen, want ze is jarig.
>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw.
De nieuwe broek zit lekker.
>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. Hij is blauw en hij zit lekker.
Slide 3 - Tekstslide
Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Je kunt een tekst levendiger maken door variatie aan te brengen in woordgebruik en zinsbouw. Op de vorige dia's heb je bijvoorbeeld verwijswoorden gebruikt en samengestelde zinnen gemaakt.
Slide 4 - Tekstslide
Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst. Je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat.
Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Slide 6 - Tekstslide
Melanie straalt, want ze heeft zojuist ... diploma gekregen.
A
zijn
B
haar
Slide 7 - Quizvraag
Bart moet op tijd naar huis, want ... moet vanmiddag op zijn broertje passen.
A
hij
B
zij
C
het
Slide 8 - Quizvraag
Print het formulier en stuur ... ondertekend naar het volgende adres.
A
hem
B
haar
C
het
Slide 9 - Quizvraag
Arnold heeft een eigen paard. Het dier dat daar staat, is van ... .
A
hem
B
haar
C
het
Slide 10 - Quizvraag
De kat van de buren heeft kittens gekregen. ... zijn echt superschattig.
A
Hun
B
Ze
Slide 11 - Quizvraag
U kunt ... boeken bij deze balie inleveren.
A
u
B
uw
Slide 12 - Quizvraag
Ik kan op de juiste manier verwijzen naar personen en bezit.
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Poll
Aan de slag!
Cursus 6, Formuleren, §2 Verwijswoorden (1),
opdracht 1, 2 en 3, blz. 218-219.
Vind je iets lastig? Stel vragen!
Deze opdrachten zijn huiswerk voor woensdag 20 maart