In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we deze les doen?
3.1 Koning en rijke burgers
Problemen
De koning verliest zijn macht
Opdracht
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les kunnen jullie:
Vertellen waarom België onafhankelijk werd.
Vertellen waarom de koning zijn macht verloor.
Een blog maken over de opstand in België in 1830.
Slide 2 - Tekstslide
Problemen
Er waren problemen in het koninkrijk.
Er waren veel verschillen tussen de Belgen en de Nederlanders en de Belgen waren ontevreden.
In 1830 kwamen ze in opstand en verklaarden ze zich onafhankelijk.
Slide 3 - Tekstslide
De koning verliest zijn macht
Willem II volgt zijn vader op als koning in 1840.
Rijke burgers, liberalen genoemd, vonden dat de koning te veel macht had.
De liberalen wilde zelf meer macht hebben, koning Willem II zag dat niet zitten.
Slide 4 - Tekstslide
De koning verliest zijn macht
Overal in Europa werden koningen afgezet.
Om dit te voorkomen in Nederland liet Willem II de grondwet veranderen.
Slide 5 - Tekstslide
De koning verliest zijn macht
Wat stond er in de grondwet?
Koning mag niks meer beslissen, ministers besturen.
Ministers moeten nieuwe wet laten goedkeuren door volksvertegenwoordiger.
Er komen verkiezingen voor de tweede kamer en het provinciebestuur.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht:
Lees het stuk ''Hoe gaat dat nu?'' op blz. 45
Beantwoord in je schrift de volgende vragen:
Hoe ziet onze democratie eruit?
Wat is het verschil met onze democratie en de democratie van 1815-1848?
Klaar? Werk aan de opdrachten in het werkboek (blz. 61, 62, 63)
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht
Maak een blog op ''Padlet''
Je maakt een account aan (met je schoolmail).
Dan kun je een padlet maken. Je mag zelf kiezen of je een muur; lijst; storyboard; kolom; canvas of tijdlijn maakt.
Je maakt een verhaal over een persoon die in 1830 de opstand van België meemaakte.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht
Richtlijnen:
Beschrijf je personage en probeer je aan te passen aan de tijd. Is je personage een man die in opstand kwam? Of een soldaat uit het leger? Of een huisvrouw die in de stad woonde?
Hoe keek jouw personage naar de revolutie? Vond hij/zij het goed/ slecht?
Wat maakt jou personage allemaal mee tijdens de opstand?
Voeg afbeeldingen van de opstand toe.
Slide 9 - Tekstslide
Uit welke landen bestond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland en Duitsland
B
Nederland, België en Duitsland
C
Nederland en België
D
Nederland, België en Luxenburg
Slide 10 - Quizvraag
Wat was de bijnaam van koning Willem I en waarom had die die bijnaam?
Slide 11 - Open vraag
Waarom wilde België onafhankelijk worden?
A
In het noorden spraken mensen Nederlands, in het zuiden Frans en Vlaams
B
De koning trok de Nederlanders voor
C
De meeste Belgen waren katholiek en de meeste Nederlanders protestant
D
De Belgen zeggen friet en de Nederlanders patat dat zorgde voor ruzie