Preposition of direction + not either, etc.

Prepostion of direction
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Prepostion of direction

Slide 1 - Tekstslide

Geven aan dat je in de richting van iets beweegt:


I walk to school every morning. 
The bus is driving towards the city centre.
The dog ran after the cat.

To = Naar
After = Achterna
Towards = naar...toe

Slide 2 - Tekstslide

Geven aan dat je ergens vandaan beweegt:


They told us to move away from the fire.
Can you take the DVD out of the computer?
I jumped off my bike after the accident
Never jump from the roof of a building.
From = van
Out of = uit
Off = van...af

Slide 3 - Tekstslide

Geven aan dat jij je ergens voorbij beweegt:


Don't walk across the street when the light is red.
We walked around the lake to get to the other side.
The plane flew over our city.
The bird flew through my room.

Across = naar de overkant
Around = om...heen
Over= overheen
Past = voorbij
Through = door

Slide 4 - Tekstslide

Overige veelgebruikte prepositions of direction:
They cycled along the river for hours. 
Rain is pouring down from the sky. 
He disappeared into the crowd of people.
I climbed onto the stage to sing a song.
The bird flew round my head.

Along= langs
Alongside= gelijk op met
Down= naar beneden
Into= in
Onto= op
Round= rond
Up= omhoog

Slide 5 - Tekstslide

You can go _____ the road here.
A
up
B
across
C
through
D
out of

Slide 6 - Quizvraag

The woman walks _____ the house.
A
round
B
onto
C
into
D
under

Slide 7 - Quizvraag

The fish is jumping _____ the water.
A
up
B
through
C
over
D
out of

Slide 8 - Quizvraag

We are driving _____ the sea.
A
over
B
towards
C
out of
D
up

Slide 9 - Quizvraag

The arrow goes _____ the circle.
A
into
B
round
C
past
D
through

Slide 10 - Quizvraag

So... Bevestigende zin
Je gebruikt so om te zeggen dat iets ook voor jou geldt. Het onderwerp en persoonsvorm wisselen dan van plaats. Je herhaalt het Hulp WW
e.g.
I think it's a waste of time. So do I.
I'm tired. So is Carol.
I'm going home now. So are we

Slide 11 - Tekstslide

Not..either, neither, nor in ontkennende zin

Deze drie vormen gebruik je als iets ook niet voor jou geldt. Het onderwerp en de persoonsvorm verwisselen van plek. 

- I don't think he can hold his breath for a minute.
- I don't think so either / neither do I / Nor do I

Ik denk dat ook niet. 

*Not bij het werkwoord (DO) en either achteraan.

Slide 12 - Tekstslide

She liked this grammar item. (ik ook)

Slide 13 - Open vraag

We have never been to NYC before

Slide 14 - Open vraag