1. Antwoord: Wit. Het huis staat namelijk op de Noordpool, dus het is een ijsbeer.
2. Antwoord: Een kaars.
3. Antwoord: Tot de helft. Daarna rent de hond het bos weer uit.
4. Antwoord: Een geheim.
5. Antwoord: Het regent niet.
6. Antwoord: Zijn paard heet Vrijdag.
7. Antwoord: Hij viel van de onderste sport/trede
8. Antwoord: Je naam.
9. Antwoord: Hij heet Mo.
10. Antwoord: Twaalf maanden.
11. Antwoord: Gisteren, vandaag, morgen.
12. Antwoord: De zee.
13. Drie. In het ergste geval zijn de eerste twee sokken een zwarte en een witte. Bij de derde sok heb je sowieso een paar van één kleur.
14. Antwoord: Een schaduw.