Vraag Met welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden? Antwoord Onderwerp aankondigen Past in een toets, want… Op deze manier laat een leerling zien dat hij weet op welke manieren je een tekst kan inleiden
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 2: onderwerp
Vraag Wat is het onderwerp van de tekst? Antwoord De gidsrobot spencer Past in een toets, want… De leerling moet weten wat het onderwerp is van een tekst
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 7 - Quizvraag
Vraag 2: onderwerp
Vraag Wat is het onderwerp van de tekst? Antwoord Robot Spencer helpt op luchthaven Past in een toets, want… Je moet het onderwerp van een tekst kunnen halen uit de tekst.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 8 - Quizvraag
Vraag 3: deelonderwerp
Vraag Waar staat het deelonderwerp in een alinea Antwoord Vaak de eerste zin Past in een toets, want… Dan kan de leerling het deelonderwerp opnoemen
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 9 - Quizvraag
Vraag 3: deelonderwerp
Vraag Waar gaat alinea 2 over? Antwoord Over wat de robot allemaal kan, gaat oplossen en hoe de robot zich gedraagt bij mensen. Past in een toets, want… Zo weet de docent van de leerling of hij/zij weet wanneer er een nieuw deelonderwerp begint en kan herkennen waar het over gaat.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 4: tekstdoel
Vraag Wat is de tekstdoel van tekst 4? Antwoord uiteenzettende tekst Past in een toets, want… Ja
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 11 - Quizvraag
Vraag 4: tekstdoel
Vraag Wat is de tekstdoel van deze tekst? Antwoord informeren Past in een toets, want… Je moet de verschillende tekstdoelen kunnen weten en kunnen benoemen welk tekstdoel hoort bij een bepaalde tekst.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 12 - Quizvraag
Vraag 5: hoofdgedachte
Vraag Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? Antwoord Nieuwe robot genaamd Spencer helpt passagiers op gang op het luchthaven. Past in een toets, want… Je moet de hoofdgedachte van een tekst kunnen weten.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 13 - Quizvraag
Vraag 5: hoofdgedachte
Vraag Wat is de hoofdgedachte van de tekst? Antwoord Spencer de robot gids lost vliegveld problemen op. Past in een toets, want… De leerling weet wat een hoofdgedachte is en hoe die op te stellen bij een tekst.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 14 - Quizvraag
Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken
Vraag Is zin 20 in alinea 3 een hoofdzaak of een bijzaak Antwoord ja Past in een toets, want… Kan geen anderen verzinnen
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 15 - Quizvraag
Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken
Vraag Is de zin: bijvoorbeeld vertragingen, te korte overstaptijden, problemen met het vinden van de weg of taalbarrières. een hoofdzaak of een bijzaak? Antwoord Een bijzaak, want het geeft een voorbeeld. Past in een toets, want… Hierdoor laat je zien dat je weet wat het verschil tussen een hoofdzaak en een bijzaak is en je kunt dit aangeven .
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 16 - Quizvraag
Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden
Vraag Wat is het verband tussen zin 2 en 3 van alinea 2 en welk singaalwoord hoort daarbij Antwoord Oorzaag gevolg - hierdoor Past in een toets, want… Deze vraag gaat over wat we hebben geleerd
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 17 - Quizvraag
Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden
Vraag Noem een signaalwoord dat bij een opsommend tekstverband past en in de tekst voorkomt. Antwoord Ook, regel 16. Past in een toets, want… Dan weet je of de leerling begrijpt welke signaalwoorden passen bij een tekstverband, in dit geval opsommend.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 18 - Quizvraag
Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden
Vraag Welk signaal woord staat er in regel 24 en welk tekstverband hoort daarbij? Antwoord Signaalwoord: daarnaast. Verband: uitspraak-opsomming. Past in een toets, want… Zo weet de leerling hoe hij/zij tekstverbanden en signaalwoorden moet herkennen en toepassen.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 19 - Quizvraag
Vraag 8: subjectief/objectief
Vraag Is de tekst objectief of subjectief Antwoord objectief Past in een toets, want… Deze vraag gaat over wat we hebben geleerd
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 20 - Quizvraag
Vraag 8: subjectief/objectief
Vraag Is dit een subjectieve tekst of een objectieve tekst? Waarom? Antwoord Objectief, want niemand geeft zijn mening. Er staan feiten in. Past in een toets, want… Je moet subjectief en objectief uit elkaar kunnen houden.
Vraag Op welke manier leidt de schrijver de inleiding in? Antwoord Dat doe hij doormiddel van het onderwerp aan te kondigen. Past in een toets, want… Ja, omdat je zo weet of de leerling de 4 manieren van een onderwerp aan kondigen weet.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 23 - Quizvraag
Vraag 2: onderwerp Vraag Wat is het onderwerp van de tekst en waaruit blijkt dat? Antwoord Het onderwerp is: Gidsrobot voor KLM-passagiers en dit blijkt uit dat alle informatie dat in de tekst staat hier over gaat. Past in een toets, want... Zo kan de leerling laten zien hoe hij het onderwerp uit de tekst kan halen, zodat hij de tekst verder kan lezen en weten waar die over leest
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 24 - Quizvraag
Vraag 3: deelonderwerp
Vraag Welke deelonderwerp past bij alinea 5? Antwoord Een belangrijke ontwikkeling Past in een toets, want… Een leerling gaat toepassen welk woord het best past bij de tekst.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 25 - Quizvraag
Vraag 4: tekstdoel
Vraag Wat is het tekstdoel van de tekst? En leg uit. Antwoord Informeren, want de tekst geeft informatie over wat de robot doet en hoe de robot mensen kan helpen. Past in een toets, want… Je moet weten wat een tekstdoel is en hoe je hem kan vinden. Je moet ook weten wat de verschillende tekstdoelen zijn.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 26 - Quizvraag
Vraag 5: hoofdgedachte
Vraag Formuleer hoofdgedachte van deze tekst? Antwoord Het UT ontwikkelt een robot Spencer, die reizigers helpen bij te korte overstaptijden, problemen bij het vinden van de weg of taal barrières. Past in een toets, want… De leerling moet de allerbelangrijkste informatie uit de hele tekst halen en die in 1 zin formuleren.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 27 - Quizvraag
Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken
Vraag Is de zin “de vakgroep human media interaction van de universiteit twente” een bijzaak of hoofdzaak Antwoord Bijzaak, is niet belangrijk Past in een toets, want… Dan weet je of het belangrijk is wat je leest
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 28 - Quizvraag
Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden
Vraag In alinea twee staan 4 signaal woorden, welke tekstverbanden horen daarbij? Antwoord Hierdoor – gevolg Waardoor – gevolg Ook – opsomming Zodat – uitspraak- reden Past in een toets, want… Op deze manier kan je zien of de leerling weet waar signaal woorden staan en die uit de tekst kan halen. En weet welke verbanden er bij signaal woorden horen
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 29 - Quizvraag
Vraag 8: subjectief/objectief
Vraag Is deze tekst subjectief of objectief? Antwoord Objectief Past in een toets, want… Op deze manier laat een leerling zien dat hij of zij de termen subjectief en objectief begrijpt.