Het staat expliciet in de zin: yo, tú, él, ella, etc.
1 naam - él/ ella / usted (hij, zij, u)
2 namen - ellos/ ellas/ ustedes (zij)
naam + yo - nosotros (wij)
naam + tú - vosotros (jullie)
Geen persoon?
enkelvoud - él / ella / usted
meervoud - ellos / ellas / ustedes