haben & sein

haben & sein
Grammatik
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

haben & sein
Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

haben & sein
Tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
Sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's.

Slide 3 - Tekstslide

haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Sleepvraag

haben oder sein?
Vul de juiste vorm van "haben" of "sein" in in de tegenwoordige tijd.
Kijk goed naar de personen!

Slide 6 - Tekstslide

............... du Zeit für mich?

Slide 7 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 8 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 9 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 10 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 11 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 12 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 13 - Open vraag

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 14 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 15 - Open vraag

................. ihr morgen eine Prüfung?

Slide 16 - Open vraag

haben & sein
Verleden tijd.

Slide 17 - Tekstslide

haben oder sein?
Vul de juiste vorm van "haben" of "sein" in in de verleden tijd.
Kijk goed naar de personen!

Slide 18 - Tekstslide

Du ... Kopfschmerzen.
A
hattest
B
habt
C
warst
D
hatte

Slide 19 - Quizvraag

Im Juli ... es warm.
A
warst
B
hatte
C
hattest
D
war

Slide 20 - Quizvraag

Mein Handy ... kaputt.
A
hatte
B
hatten
C
war
D
waren

Slide 21 - Quizvraag

... ihr gut aufgepasst (opgelet)?
A
wart
B
hatten
C
waren
D
hattet

Slide 22 - Quizvraag

... Sie gestern auch im Kino?
A
hatten
B
hatte
C
war
D
waren

Slide 23 - Quizvraag

Du ... letzte Woche eine Prüfung.
A
warst
B
hattest
C
waren
D
hatte

Slide 24 - Quizvraag

Im letzten Jahr ... ich in Griechenland.
A
waren
B
war
C
hatte
D
hattet

Slide 25 - Quizvraag

Gestern ... wir in der Schule.
A
waren
B
warst
C
hatten
D
hatte

Slide 26 - Quizvraag

Ihr ... letzte Woche keine Hausaufgaben.
A
wart
B
waren
C
hatte
D
hattet

Slide 27 - Quizvraag

Es ......... gestern Sonntag.
A
wart
B
war
C
hatte
D
hatten

Slide 28 - Quizvraag

     Ende

Slide 29 - Tekstslide