In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Herhaling Tekstverbanden ( Samenhang)
Kwartet
Taalblokken boek A
Bouwstenen 3F
04 Samenhang
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Na deze les;
Weet je weer de functie van signaalwoorden.
Kun je signaalwoorden herkennen in een tekst.
Weet je dat een tekst samenhang heeft.
Kun je verschillende tekstverbanden noemen.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe geeft de schrijver samenhang aan in een tekst?
A
Functiewoorden
B
Doewoorden
C
Signaalwoorden
D
Niet
Slide 4 - Quizvraag
Welke signaalwoorden ken je al?
Slide 5 - Woordweb
Maak een zin met: bijvoorbeeld
Slide 6 - Open vraag
Maak een zin met : zoals
Slide 7 - Open vraag
Maak een zin met: maar
Slide 8 - Open vraag
Wat zijn de signaalwoorden voor een tegenstelling (tegenstellend tekstverband)?
A
verder, ten slotte, en
B
kortom, dus
C
tegenover, hoewel, echter
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn de signaalwoorden voor een chronologisch tekstverband?
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn de signaalwoorden voor een voorbeeldgevend tekstverband
A
: / - / 1, 2, 3, enz.
B
eerst, toen, daarna
C
zo, zoals, bijvoorbeeld
Slide 11 - Quizvraag
Welke signaalwoorden geven een opsomming?
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals
Slide 12 - Quizvraag
Verwijder eerst het stickertje, druk daarna op de startknop. Wat zijn de signaalwoorden voor volgorde van tijd in bovenstaande zin?
A
druk, eerst
B
startknop, daarna
C
verwijder, eerst
D
eerst, daarna
Slide 13 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
C
maar, echter, toch, integendeel
D
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie
Slide 14 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen er bij een concluderend tekstverband?
A
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie van
B
dus, daarom, concluderend, kortom
C
ten eerste, daarna, vervolgens, ook, tot slot
D
doordat, daardoor, met als gevolg
Slide 15 - Quizvraag
Ik moet vandaag nog een hoop werk doen. Ten eerste moet ik mijn kamer opruimen. Ten tweede moet ik het gras maaien. Daarna moet ik boodschappen gaan doen voor het weekend. Welk tekstverband geven de signaalwoorden: 'ten eerste, ten tweede, daarna' aan: