Taalverzorging H1 hoofdletters en de-het woorden

Nederlands
Taalverzorging H1 De-het woorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Taalverzorging H1 De-het woorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lezen blz 
Huiswerk checken 1 t/m 5 
Kort nakijken
Uitleg 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters 
bij namen

Alle namen worden met een hoofdletter geschreven.
Kijk maar naar je eigen naam!

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.

Slide 3 - Tekstslide

Namen 
Je schrijft altijd de voornaam en achternaam
met een hoofdletter.

Dus:

Anna Mulder - Wesley Smit - Amir Hassan 




Slide 4 - Tekstslide

Waar moeten de hoofdletters? Typ:
marco van der veen

Slide 5 - Open vraag

Waar moeten de hoofdletters? Typ:
'beste mevrouw van vliet,'

Slide 6 - Open vraag

Aardrijkskundige namen

Namen van plaatsen, streken en landen schrijfje ook met een hoofdletter.

Bijvoorbeeld:
Ik ga met Ivo naar Parijs.


Slide 7 - Tekstslide

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.

'ik ga met anna naar amerika.'

Slide 8 - Open vraag

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.

'mijn tante, maria, woont in parijs.'

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Wie weet nog tot welke woordsoort 'de' en 'het' horen?

Slide 11 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk voorwerpen en dingen op uit het lokaal mét een lidwoord
(de tafel)

Slide 12 - Woordweb

De - woorden
Het lidwoord DE kun je vervangen voor de woorden
die en deze

Ezelsbruggetje: In de woorden die en deze zit allebei het woordje DE!!

Slide 13 - Tekstslide

HET - woorden

Het lidwoord HET kun je vervangen voor de woorden
dit en dat.


Ezelsbruggetje: In de woorden dat en dit zit allebei een T in, net als in het woordje HET!!

Slide 14 - Tekstslide

Kies het zelfstandig naamwoord met het juiste verwijswoord:
A
De meisje
B
Het meisje

Slide 15 - Quizvraag

Huis
A
De huis
B
Het huis

Slide 16 - Quizvraag

Snoepje
A
De snoepje
B
Het snoepje

Slide 17 - Quizvraag

De en het, deze en dit, die en dat.

Slide 18 - Tekstslide

Theorie
Bekijk de video van Nieuw Nederlands (klassikaal)

De - deze - die
Het - diT - daT  
(ezelsbruggetje)

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!

Klassikaal maken de startopdracht blz 30
Zelfstandig werken blz 30 - 31 opdracht 1 t/m 3

Slide 20 - Tekstslide