Tijdvak 3

Kenmerkende aspecten
Tijd van monniken en ridders     500 tot 1000
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kenmerkende aspecten
Tijd van monniken en ridders     500 tot 1000

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

de geldeconomie in de tijd van monniken en ridders ...
A
werd gedomineerd door goud
B
was gebaseerd op waardepapieren
C
bloeide als nooit tevoren
D
was verdwenen

Slide 3 - Quizvraag

De wegen in de tijd van monniken en ridders ...
A
functioneerden goed
B
werden uitgebreid
C
werden verwaarloosd en waren onveilig
D
werden voor het eerst aangelegd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een andere benaming voor de tijd van Monniken en Ridders?
A
klassieke oudheid
B
vroege middeleeuwen
C
de standensamenleving
D
landbouwrevolutie

Slide 5 - Quizvraag

Kenmerkende aspecten
KA10: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid .
Steden van Romeinse rijk verdwenen, platteland is autarkisch en leven is onveilig. Ontstaan horigheid: boeren mogen van de landheer het land niet verlaten. Hofstelsel; op het domein van landheren liggen hoeves waar boeren herendiensten deden in ruil voor bescherming.
Tijd van monniken en ridders    500 - 1000

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

  Domein

Slide 8 - Tekstslide

In de tijd van monniken en ridders was er een.....
A
Landbouwsamenleving
B
Landbouw-stedelijke samenleving
C
Stedelijke samenleving
D
Samenleving van jagers & verzamelaars

Slide 9 - Quizvraag

In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 10 - Quizvraag

In het hofstelsel
A
Is een vrije boer niets verplicht richting de heer.
B
Verricht een vrije boer herendiensten.
C
Betaalt de horige met opbrengsten van het land zijn heer
D
Helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 11 - Quizvraag

Het hofstelsel is een
A
Sociaal-economisch systeem.
B
politiek/bestuurlijk systeem.

Slide 12 - Quizvraag

In de zesde eeuw brak voor de eerste keer een pestepidemie uit in het Oost-Romeinse Rijk: er stierven miljoenen mensen en de samenleving raakte ontwricht.
Hoewel in de zevende en achtste eeuw ook nog uitbraken van de pest voorkwamen, bleef de eerstvolgende grote, zeer dodelijke pestepidemie uit tot 1347.
Verklaar met een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen waardoor grote pestepidemieën in die periode bijna niet voorkwamen in West-Europa.

Slide 13 - Open vraag

Kenmerkende aspecten
KA11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Karel de Grote kreeg een groot rijk in Europa, door een eed van trouw bond hij adel aan zich.Feodalisme: een gebied/ ambt werd geleend aan vazal/leenman die een eed van trouw zwoer aan zijn leenheer. Karel verdeelde zijn rijk in graafschappen en hertogdommen, waar de graven en hertogen zijn vazallen waren.
Tijd van monniken en ridders    500 - 1000

Slide 14 - Tekstslide

Leenstelsel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is feodalisme?
A
hetzelfde als het hofstelsel
B
Een centraal met bestuur met een koning
C
een systeem waarbij de koning leenmannen als bestuurders inzet
D
een systeem waarbij wordt gehandeld over lange afstanden

Slide 17 - Quizvraag

Het nadeel van het feodalisme is dat....
A
de koning zijn geleende land niet meer terugkrijgt
B
de koning een deel van zijn macht weggeeft
C
de koning heel arm wordt
D
zijn ambtenaren moet ontslaan

Slide 18 - Quizvraag

Het feodalisme is een
A
economisch systeem
B
productie systeem
C
politiek systeem
D
een ambtelijk systeem

Slide 19 - Quizvraag

Wat past NIET bij het feodalisme?
A
Koning regeert vanuit een centrale plek over het land
B
Leenmannen lenen van de leenheer
C
De koning krijgt hulp bij het bestuur
D
Leenmannen helpen de leenheer

Slide 20 - Quizvraag

Kenmerkende aspecten
KA12: De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Kerkorganisatie bleef: bisschop benoemt in zijn eigen kerk/bisdom lagere geestelijken. Tweezwaardenleer: geestelijke macht en wereldlijke macht. Monniken en nonnen (missionarissen) trokken rond om anderen te kerstenen. Karel de Grote erkende christendom. Na 1000 drong het christendom door in heel Europa, waarbij het deels het heidense geloof had overgenomen: godinnen leefden voort in heiligen.
Tijd van monniken en ridders    500 - 1000

Slide 21 - Tekstslide

Kerstening en politiek
  • Teruglopende invloed christendom
  • Missionarissen
  • volk bekeren via koning
  • Politieke redenen om christen te worden


Slide 22 - Tekstslide

Waar werd het christendom verspreid?
A
Overal in het oude West-Romeinse Rijk
B
ten noorden en oosten van het oude West-Romeinse Rijk
C
Noord-Afrika en het Midden-Oosten
D
Klein-Azië en Griekenland

Slide 23 - Quizvraag

Wie verspreidden het christendom?
A
bisschoppen
B
ridders
C
missionarissen
D
monniken

Slide 24 - Quizvraag

Investituurstrijd 

Slide 25 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
KA9: Ontstaan en verspreiding van de islam

Islam: 1 God is Allah. Koran is heilig boek en Mohammed is profeet. Volgelingen = moslims en jihad = streven naar verspreiding van de islam. Islam verspreidt snel in Midden-Oosten en Noord-Afrika. 650: onrust door stichting dynastie ; verspreiding in soennieten (voor) en sjiieten (tegen). Sterke verspreiding door taaiheid, paarden, eenheid en tolerantie naar christendom en jodendom en onderlinge verdeeldheid Oost-Romeinse Rijk en Perzische Rijk. Later uit elkaar vallen in staatjes bestuurd door sultan/emir .
Tijd van monniken en ridders    500 - 1000

Slide 26 - Tekstslide

Ontstaan Islam
  • Profeet Mohammed: Visioen engel Gabriël
  • 610 n.chr: Ontstaan islam
  • 622 n.chr: Tocht naar Medina
  • Sjiieten en soennieten

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

711:Kalifaat Cordoba
  • Mezquita Moskee
  • Arabische gouden eeuw 

Slide 29 - Tekstslide

De islam is ontstaan in de
A
5e eeuw
B
6e eeuw
C
7e eeuw
D
8e eeuw

Slide 30 - Quizvraag


Waar is de Islam ontstaan?
A
Arabië
B
China
C
Spanje
D
Turkije

Slide 31 - Quizvraag

Kenmerkende aspecten
Leer deze uit je hoofd en oefen daarna op de volgende slides
9 Het ontstaan en de verspreiding van de islam.

10 De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

11 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

12 De verspreiding van het christendom in geheel Europa


Tijd van monniken en ridders    500 tot 1000

Slide 32 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  1. Het ...?.... en de ...?.....van de islam
  2. De ....?..... in West-Europa van de agrarisch-...?.... cultuur door een ....?..... cultuur, georganiseerd via ....?......
  3. Het ontstaan van .....?..... in het bestuur. De .....?.... van het....?..... in geheel Europa.
  4. De ....?.... van het .....?..... in geheel Europa
noem ze nog eens!

Slide 33 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  1. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
  2.  De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
  3. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
  4. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 34 - Tekstslide

Welk kenmerkend aspect hoor bij de afbeelding?

Slide 35 - Open vraag

Welk kenmerkend aspect hoort bij de afbeelding?

Slide 36 - Open vraag

Welk kenmerkend aspect hoor bij de afbeelding?

Slide 37 - Open vraag

'Kaart van het khalifaat Cordoba'

Welk kenmerkend aspect hoort bij deze bron?

Slide 38 - Open vraag

De handel in de tijd van monniken en ridders ...
A
bloeit als nooit tevoren
B
wordt gekenmerkt door stagnatie
C
speelde geen rol
D
richtte zich vooral op Azië

Slide 39 - Quizvraag

In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 40 - Quizvraag

In het hofstelsel
A
Is een vrije boer niets verplicht richting de heer.
B
Verricht een vrije boer herendiensten.
C
Betaalt de horige met opbrengsten van het land zijn heer
D
Helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 41 - Quizvraag

Het hofstelsel is een
A
Sociaal-economisch systeem.
B
politiek/bestuurlijk systeem.

Slide 42 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het hofstelsel ?
A
Heer
B
Horige
C
Domein
D
Geestelijke

Slide 43 - Quizvraag