M1 Nederlands 5.4 lezen en 5.5 woorden
1 / 34
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Een informatieve tekst noemt
A
vooral feiten
B
vooral meningen
Slide 5 - Quizvraag
Voorbeelden van verwijswoorden zijn
A
de, het, een
B
ten eerste, ten tweede, ten derde
C
zij, hem, haar, zijn, die
D
tenslotte, uiteindelijk
Slide 6 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
Je zet de koekenpan op het fornuis. Je verwarmt ..... op het vuur.
Je zet de koekenpan op het fornuis. Je verwarmt ..... op het vuur.
A
hij
B
hem
C
haar
D
zij
Slide 7 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
Je doet een stukje boter in de pan en laat ... smelten.
Je doet een stukje boter in de pan en laat ... smelten.
A
hij
B
hem
C
haar
D
het
Slide 8 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord:
Ik kreeg een pakket met de post. ..... had ik besteld bij een webshop.
Ik kreeg een pakket met de post. ..... had ik besteld bij een webshop.
A
die
B
dat
C
haar
D
het
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Noem voorbeelden van een instructie
Slide 11 - Woordweb
Bij een instructie gebruik je korte en duidelijk zinnen.
A
waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Een instructie is ALTIJD genummerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een instructie?
A
Presentatie van een programma
B
Stap voor stap uitleg hoe je iets moet doen
C
Rondleiding als je nieuw bent
D
Recepten op papier
Slide 15 - Quizvraag
Wat vind jij prettiger; een schriftelijke of een mondelinge instructie?
A
schriftelijk
B
mondeling
Slide 16 - Quizvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor. ________ zegt:
‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 17 - Sleepvraag
Een instructie is een
A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Amuserende tekst
D
Activerende tekst
Slide 18 - Quizvraag
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze
Slide 19 - Sleepvraag
Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃
Slide 20 - Poll
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
spreekwoord
A
je kunt de woorden veranderen
B
je kunt de zin niet veranderen
C
niet figuurlijk
D
een deel van een zin
Slide 29 - Quizvraag
Wat zijn kenmerken van een spreekwoord?
A
Is een hele zin die niet verandert.
B
Is een woordgroep die in een zin voorkomt.
C
Is letterlijk bedoeld.
D
Heeft een wijsheid in zich.
Slide 30 - Quizvraag
Spreekwoorden hebben een...
A
letterlijke betekenis
B
figuurlijke betekenis
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃
