Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
ma 16 sept 2024
Montag, der sechzehnte September 2024
Ziel: ik kan werkwoorden in voltooid deelwoord gebruiken en weet ik werden kan gebruiken.
Grammatik: voltooid deelwoord quizvragen
uitleg ww werden
hören: 25 tm 27 samen, daarna;
selbständig arbeiten: Aufgabe 27 tm 31 (VERTALEN)
Film/ serie gucken
Hausaufgaben: tm opdracht 31
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
8 videos
.
Lesduur is:
75 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Montag, der sechzehnte September 2024
Ziel: ik kan werkwoorden in voltooid deelwoord gebruiken en weet ik werden kan gebruiken.
Grammatik: voltooid deelwoord quizvragen
uitleg ww werden
hören: 25 tm 27 samen, daarna;
selbständig arbeiten: Aufgabe 27 tm 31 (VERTALEN)
Film/ serie gucken
Hausaufgaben: tm opdracht 31
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord van
spielen
Slide 2 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
wohnen
Slide 3 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
haben
Slide 4 - Open vraag
hoe maak je een voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord( waar begin en eindig je mee?
Slide 5 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
reden
Slide 6 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
kosten
Slide 7 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
sein
Slide 8 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
lesen, fahren & sehen
Slide 9 - Open vraag
hoe maak je een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord( waar begin en eindig je mee?
Slide 10 - Open vraag
Quiz/ uitlegvideo's / plaatjes/ van vorige lessen
Slide 11 - Tekstslide
uitlegvideo's/ plaatjes van vorig jaar om terug te kijken
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
können = kunnen
ich
kann
du
kannst
er/sie/es
kann
wir können
ihr könnt
Sie/sie können
Slide 15 - Tekstslide
spielen
ich spiel
e
du spiel
st
er spiel
t
wir spielen
ihr spielt
Sie/sie spielen
Slide 16 - Tekstslide
mögen= lusten/houden van
ich
mag
du
magst
er/sie/es
mag
wir mögen
ihr mögt
Sie/sie mögen
Slide 17 - Tekstslide
vt van sein = waren
Ich
war
du warst
er/sie/es
war
wir waren
ihr wart
Sie/sie waren
Slide 18 - Tekstslide
wollen = willen
ich will - ich wollte
du willst - du wolltest
er/sie/es will - er/sie/es wollte
wir wollen - wir wollten
ihr wollt - ihr wolltet
Sie/sie wollen - Sie/sie wollten
Slide 19 - Tekstslide
wissen = weten
ich weiß - ich wusste
du weißt - du wusstest
er/sie/es weiß - er/sie/es wusste
wir wissen - wir wussten
ihr wisst - ihr wusstet
Sie/sie wissen - Sie/sie wussten
Slide 20 - Tekstslide
können = kunnen
ich kann - ich konnte
du kannst - du konttest
er/sie/es kann - er/sie/es konnte
wir können - wir konnten
ihr könnt - ihr konntet
Sie/sie können - Sie/sie konnten
Slide 21 - Tekstslide
müssen = moeten
ich muss - ich musste
du musst - du musstest
er/sie/es muss - er/sie/es musste
wir müssen - wir mussten
ihr müsst - ihr musstet
Sie/sie müssen - Sie/sie mussten
Slide 22 - Tekstslide
dürfen = mogen
ich darf - ich durfte
du darfst - du durftest
er/sie/es darf - er/sie/es durfte
wir dürfen - wir durften
ihr dürft - ihr durftet
Sie/sie dürfen - Sie/sie durften
Slide 23 - Tekstslide
tragen/ wollen/ dürfen
ich trage will darf
du trägst willst darfst
er/sie/ es trägt will darf
wir tragen wollen dürfen
ihr tragt wollt dürft
Sie/sie tragen wollen dürfen
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Voorzetsels met de 3e naamval
mit
nach
bei
seit
von
zu
aus
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
anrufen/ abschicken/ fernsehen
ich ruf
e
an schicke ab sehe fern
du ruf
st
an schickst ab siehst fern
er/sie/ es ruf
t
an schickt ab sieht fern
wir ruf
en
an schicken ab sehen fern
ihr ruf
t
an schickt ab seht fern
Sie/sie ruf
en
an schicken ab sehen fern
Slide 28 - Tekstslide
möchten/ essen/ nehmen
ich möchte esse nehme
du möchtest isst nimmst
er/sie/ es möchte isst nimmt
wir möchten essen nehmen
ihr möchtet esst nehmt
Sie/sie möchten essen nehmen
Slide 29 - Tekstslide
uitspraak s-st-sp-sch
1. Sahne/ Sohn/ Saskia/ Saarland
2. Stadt/ stehlen/ Stunde/ stellen
3. Spaß/ sparen/ Spitzname/ spitze!
4. Schule/ Schal/ Schnappie/ schwimmen
Slide 30 - Tekstslide
Voorzetsels met de 4e naamval
durch
für
ohne
um
bis
gegen
(entlang)
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Slide 34 - Video
Slide 35 - Video
Slide 36 - Video
Slide 37 - Video
Meer lessen zoals deze
di 12 sept 2023
September 2023
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
wo 20 sept 2023
September 2023
- Les met
23 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
wo 9 okt 2024
Oktober 2024
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
vrij 6 dec 2024
13 dagen geleden
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
di 10 dec 2024
13 dagen geleden
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
wo 11 sept 2024
September 2024
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
ma 3 okt 2022
Oktober 2022
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
wo 19 oktober 2022
Oktober 2022
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3