2v2 - wo201124

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger 
  • Corriger
  • Prononciation
  • Parler
  • Au travail
  • Les devoirs
But: weten hoe je het einde van een woord uitspreekt en iets over je familie kunnen vertellen

Slide 2 - Tekstslide

Interroger
  1. het huwelijk - le mariage
  2. iedereen - tout le monde
  3. soms - parfois
  4. schattig - mignon(ne) / adorable
  5. bezig met - en train de / s'occuper de
  6. veranderen - changer 
  7. Tu as des frères et des soeurs? - Heb jij broers of zussen?
  8. We kijken graag tv.  - On aime regarder la télé. 

Slide 3 - Tekstslide

Corriger ex. 10, 11 et 12
Page 66

Slide 4 - Tekstslide

Exercice 11
  1. donner - généreux - gul hoort bij geven 
  2. malade - 40 degrés de fièvres - koorts is ziek zijn
  3. quatre-vingt-dix ans - vieux - als je 90 bent, ben je oud :)
  4. heureux - rire - als je gelukkig bent lach je:)
  5. je suis responsable - je m'occupe de - als je verantwoordelijk bent, doe je graag de dingen die moeten

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 11
  1. un oiseau
  2. un lapin
  3. une tortue
  4. un cochon d'Inde
  5. un hamster
  6. un poisson 

Slide 6 - Tekstslide

Exercice 11
  1. nourriture 
  2. acheter
  3. exister
  4. intelligent

Slide 7 - Tekstslide

Exercice 12
  1. vieux
  2. sympa
  3. intelligent
  4. petit
  5. noir
  6. mignon / adorable
  7. câlin

Slide 8 - Tekstslide

Exercice 12
  1. vieux
  2. sympa
  3. intelligent
  4. petit
  5. noir
  6. mignon
  7. câlin

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 12
  1. vieux
  2. sympa
  3. intelligent
  4. petit
  5. noir
  6. mignon
  7. câlin

Slide 10 - Tekstslide

Prononciation
De letters: 
  • e
  • d
  • t
  • s
spreek je niét uit aan het einde van een woord

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen .. 
Page 88, blokje B 
Wisselen na blokje van 5 
Klaar? Blokje A
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Parler
  1. Tu as des frères ou des soeurs? 
  2. Comment il/elle s'appelle?
  3. Il/elle est comment? 
  4. Qu'est-ce que vous aimez faire ensemble?
  5. Tu as un animal domestique?

Slide 13 - Tekstslide

Parler
  1. Tu as des frères ou des soeurs? Oui, j'ai une petite soeur
  2. Comment il/elle s'appelle? Elle s'appelle Sofia
  3. Il/elle est comment? Elle est adorable
  4. Qu'est-ce que vous aimez faire ensemble? On aime faire du shopping
  5. Tu as un animal domestique? Oui, j'ai deux chats et un chien

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen .. 
Zinnen blz. 68
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Jeu de la vérité 
Schrijf 4 zinnen op over jezelf 
(broers/zussen, hobby/sport, huisdier, woonplaats etc.) 

3 zijn waar, 1 is niet waar 
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Les devoirs
Vendredi le 22 novembre

Apprendre: blokje A en B nf/fn 
Faire: - 
Mercredi le 18 décembre

Repetitie hoofdstuk 2




Slide 17 - Tekstslide