4.8 Grammatica woordsoorten: vw + psv + bzv CONA

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lezen in je boek (10 minuten)
  • Grammatica 4.7 opfrissen + 5-11 nakijken
  • Uitleg Grammatica 4.8: voegwoord (vw) + persoonlijk voornaamwoord (psv) + bezittelijk voornaamwoord (bzv)
  • Aan de slag! (15 minuten)
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat je in deze les leert ... 

§4.8 Grammatica woordsoorten

Opfrissen 4.7: meewerkend voorwerp & samengestelde zinnen
Nieuwe woordsoorten: voegwoord, persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige zin en een samengestelde zin.
A
De enkelvoudige zin is kort.
B
De enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin.
C
De samengestelde zin bevat meerdere persoonsvormen.
D
In de samengestelde zin staan meerdere werkwoorden.

Slide 4 - Quizvraag

Staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar in een hoofdzin?
A
Jazeker!
B
Welnee!

Slide 5 - Quizvraag

Staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar in een bijzin?
A
Jazeker!
B
Nee, niet altijd

Slide 6 - Quizvraag

ng: koppelwerkwoord + bn en/of zn. 
Grammatica zinsdelen benoemen

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp (mv)
Het mv werkt mee aan het o, wg en lv. Als het zinsdeel begint met aan/voor en je kunt dit voorzetsel weglaten. Maar ook andersom, dus toevoegen.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica 4.7 5-11
  • Nakijken!
  • Pak je schrift en zoek je antwoorden op. 
  • Check in duo's met behulp van het antwoordblad 
  • Vragen? Ik loop langs!

Slide 9 - Tekstslide





Paragraaf 4.8

Woordsoorten
benoemen:
vw, psv, bzv





Slide 10 - Tekstslide

Hoofdzin+voegwoord+hoofdzin
Twee hoofdzinnen verbind je met de voegwoorden:
en, want, maar ,dus, of

Voor wiskunde heb ik veel huiswerk, want de docent was ziek.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdzin+voegwoord+bijzin
Een hoofd- en bijzinnen verbind  je met alle andere voegwoorden: omdat, toen, dat, hoewel + of!!!


Ik begin meteen, omdat ik een taakachterstand heb.
Omdat ik hard ga werken, kan ik niet buiten afspreken.
Ik hoop dat ik morgen kan komen skateboarden.

Slide 12 - Tekstslide

'Omdat' en 'want hebben dezelfde betekenis. Na welk voegwoord volgt een hoofdzin?
A
Omdat
B
Want

Slide 13 - Quizvraag

Het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD (psv)
verwijst naar één of meer personen. Het psv kent een onderwerpsvorm en een voorwerpsvorm

Slide 14 - Tekstslide

woordsoort: persoonlijk voornaamwoord (psv)
voorwerpsvorm
onderwerpsvorm
Onderwerpsvorm = o
Hij kan geweldig gamen.
Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel
Ik heb haar gebeld (lv)
De docent geeft hem een tien. (mv)
We spraken bij ons af. (na vz)


Slide 15 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 16 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv)
Zijn grootste hobby is kitesurfen.

Het bzv geef aan van wie iets is. 
Het staat meestal voor een zn.
Soms staat een bn of telwoord voor het zn.

Slide 17 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (bzv) heeft 
een enkelvoud en een meervoud
Persoon
Enkelvoud
Meervoud
1e
mijn/m'n
ons/onze
2e
jouw/je
jullie
uw
uw
3e
zijn/z'n
hun
haar
zijn

Slide 18 - Tekstslide

Mijn fiets is gestolen.
(bzv)

De gestolen fiets was van mij. (vz+psv)

Slide 19 - Tekstslide

De 
De meeste vreemde talen hebben meer verschillende bzv dan het Nederlands. 
Het bzv past zich aan aan het zn dat erbij hoort, zoals:
ta mère - ton papa - tes parents (Frans)

Slide 20 - Tekstslide

Wat?
§ 4.8 Grammatica woordsoorten:  opdrachten 1, 3, 5-7 en 9-11 
Hoe?
Online Ta!ent , leerwerkboek + schrift
Hulp?
Boek, theorie online, klasgenoot, Cona
Resultaat?
Minder huiswerk + weer veel geleerd 
Leerdoel?
Woordsoorten: voegwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Klaar?
Daltontaak, lezen
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Wat weet je nu?

zinsdeel: meewerkend voorwerp

woordsoort: voegwoord, persoonlijk voornaamwoord +
bezittelijk voornaamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Einde van de les
Morgen: leesboek + Talent + laptop mee!

Vrijdag: opdracht 1, 3, 5-11 af!

Slide 23 - Tekstslide