H1: Oefentoets
1 / 29
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welzijn is hetzelfde als welvaart
A
Goed
B
Fout
Slide 2 - Quizvraag
Het BNP gaat over..
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 3 - Quizvraag
Welvaart wordt gemeten op basis van geld, oftewel met het bnp/hoofd (bruto nationaal product). Wat is dat?
A
Het geld dat een land per jaar verdient : het aantal goederen.
B
Het aantal goederen dat een land produceert : het aantal inwoners.
C
Het inwoners van een land : het geld dat een land verdient.
D
Het geld dat een land per jaar verdient : het aantal inwoners.
Slide 4 - Quizvraag
Welzijn meet je door te kijken naar: levensverwachting, alfabetiseringsgraad en bnp/hoofd.
A
Goed
B
Fout
Slide 5 - Quizvraag
I: In arme landen werken de meeste mensen in de primaire sector.
II: in rijke landen werken de meeste mensen in de secundaire sector.
II: in rijke landen werken de meeste mensen in de secundaire sector.
A
Stelling I is juist, II onjuist.
B
Stelling I en II is juist.
C
Stelling II is juist, I onjuist.
D
Stelling I en II is onjuist.
Slide 6 - Quizvraag
Bij de VN-welzijnsindex let je op:
Welke is goed?
Welke is goed?
A
Alfabetiseringsgraad, koopkracht en levensverwachting.
B
Levensverwachting, beroepsbevolking, globalisering.
C
Alfabetiseringsgraad, beroepsbevolking, koopkracht.
D
Globalisering, beroepsbevolking, alfabetiseringsgraad.
Slide 7 - Quizvraag
Welke driedeling kun je maken als je de wereld indeelt naar ontwikkelingsgraad?
A
arm-gemiddeld-rijk
B
koplopers-volgers-achterblijvers
C
centrum-semiperiferie-periferie
D
winnaars-inzetters-verliezers
Slide 8 - Quizvraag
Op deze afbeelding zien we:
A
Informele sector
B
Sociale ongelijkheid
C
Formele sector
D
Regionale ongelijkheid
Slide 9 - Quizvraag
Op deze afbeelding zien we:
A
Formele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Informele sector
Slide 10 - Quizvraag
Veel van de armste mensen verdienen de kost door:
A
In de formele sector te werken.
B
In de informele sector te werken.
Slide 11 - Quizvraag
Welke uitleg past het best bij het woord globalisering?
A
Steeds meer bedrijven vestigen zich in het buitenland.
B
Steeds meer goederen worden op aarde vervoerd.
C
De absolute afstand tussen gebieden wordt kleiner.
D
Gebieden worden wereldwijd meer met elkaar verbonden.
Slide 12 - Quizvraag
Het proces van globalisering wordt versterkt door...
I: de grenzen die tussen landen steeds meer wegvallen.
II: MNO's
I: de grenzen die tussen landen steeds meer wegvallen.
II: MNO's
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer ben je een multinational?
A
Als je in 1 land een vestiging hebt.
B
Als je rijk bent.
C
Als je in meerdere landen vestigingen hebt.
D
Ik weet het niet.
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noem je materialen die nog een verdere bewerking moeten ondergaan?
A
Grondstoffen
B
Halffabricaten
C
Hulpstoffen
D
Eindproducten
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een product uit een semi- periferie land?
A
Graan
B
Katoen
C
Auto's
D
Steenkool
Slide 16 - Quizvraag
Welke landen behoren tot de BRIC-landen?
A
Brazilië, Rusland, Indonesië en Cambodja.
B
Brunei, Rusland, Indonesië en China.
C
Brazilië, Rusland, India en China.
D
Brunei, Rusland, India en Cambodja.
Slide 17 - Quizvraag
De Bric-landen behoren tot de semiperiferie.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
Als een land voor meer geld exporteert dan importeert is de handelsbalans positief.
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
De beroepsbevolking zijn alle mensen die tegen betaling werken en de werklozen.
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quizvraag
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
Slide 21 - Quizvraag
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
Slide 22 - Quizvraag
Vul aan: Industrie die ....................., vertrekt naar lagelonenlanden.
A
.. arbeidsintensief is
B
.. goedkoop is
C
.. kennisintensief is
D
.. veel grondstoffen nodig heeft
Slide 23 - Quizvraag
Wat is "export" eigenlijk?
A
Goederen naar jouw land halen
B
Goederen vanuit jouw land verkopen aan anderen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste achterland van Rotterdam?
A
Duitse Ruhrgebied
B
Scandinavië
C
Parijs en omgeving
D
België
Slide 25 - Quizvraag
De Rotterdamse haven is de enige mainport in Nederland...
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Welke past niet in het rijtje van vestigingsplaats
factoren?
factoren?
A
Nederland is betrouwbaar en stabiel.
B
Nederland is een kennisland.
C
Nederland is op het buitenland gericht.
D
In Nederland betalen buitenlandse bedrijven minder belasting.
Slide 27 - Quizvraag
Een distributieland is een buurland van Nederland dat goederen verdeelt over het land
A
Goed
B
Fout
Slide 28 - Quizvraag
Infrastructuur gaat niet over
A
wegen
B
informatieverbindingen
C
havens
D
mensen
